Author: admin

  • Ahmed Issa is na zeven jaar vrijgesproken van schipholbrand!

    Amsterdam, 15 maart 2013

    Schipholbrand na 7 jaar nog onverwerkt

    FILES-NETHERLANDS-AIRPORT-FIRE-IMMIGRATION

    een recontructie

    Na meer dan 7 jaar is er twee weken geleden definitief een einde gekomen aan de juridische strijd rondom de Schipholbrand. Verdachte Ahmed Issa is uiteindelijk in een tweede hoger beroep bij gebrek aan bewijs vrijgesproken van brandstichting met elf doden tot gevolg. Het Openbaar Ministerie ziet geen heil om bij de Hoge Raad in cassatie te gaan. Nederland is echter nog lang niet klaar met de Schipholbrand. Ahmed al-J. die tijdens zijn voorarrest opmerkelijk hard is aangepakt lijkt nu al die tijd als zondebok te hebben gediend in een zaak met grote belangen. Vraag is nu wie er dan wel verantwoordelijk is voor de brand met elf doden tot gevolg en welk politiek proces vooraf ging aan de brand.

    In de nacht van 26 op 27 oktober 2005 brak in de cel van Ahmed al-J. in het Uitzetcentrum Schiphol brand uit waarbij 11 doden en 40 gewonden vielen, allen vreemdelingen zonder papieren die wachtten op uitzetting. Ahmed al-J. was  in slaap gevallen na een peuk van een in Rizla Blauw – ‘zelfdovend vloei’ – gerold shag weggeschoten te hebben. Zijn papieren lakens vatten vlam, hij werd wakker en probeerde de brand te doven. Bewakers haalden hem uiteindelijk net op tijd bewusteloos uit zijn cel. Op de Intensive Care werd Ahmed al-J. kunstmatig in coma gehouden vanwege de ernst van zijn brandwonden. Dit gebeurde onder constante bewaking van de Marechaussee. Na negen dagen kwam hij bij en een dag later werd hij aangehouden en ondervraagd. Hij zou de brand mogelijk met een aansteker opzettelijk hebben aangestoken teneinde zijn uitzetting te voorkomen. Een veroordeling hiervoor kon hem levenslang kosten.

    Na drie weken in het ziekenhuis te hebben gelegen werd Ahmed al-J. overgeplaatst naar het Huis van Bewaring in Heerhugowaard die veelal levenslang gestraften, pedofielen en ontvoerders huisvest. Keuze van plaatsing was opgedragen door het ministerie van Justitie. Hij kreeg terstond een disciplinaire straf opgelegd van 14 dagen isolatie omdat hij ‘een suïcide- en/of zelfbeschadigingsgevaar op zou leveren’ wat normaal gesproken nooit zonder aanleiding gebeurt. Hij werd 16 keer door de Rijksrecherche verhoord. Twee weken later werd hij in een cel geplaatst met infrarood camerabewaking. Er volgde zeven maanden van opsluiting in afzondering waarbij hij ondanks permanent toezicht elke dag gefouilleerd en gevisiteerd werd. Ahmed el-J. klaagde dat zijn geestelijke vermogen totaal vernietigd werd. Het regime ‘van individuele gemeenschap’ werd nu gelegitimeerd uit bescherming tegen andere gevangenen die door het delict zouden zijn geschrokken. Dit regime werd direct opgelegd door de directie van de Dienst Justitiële Inrichtingen vanuit het ministerie van Justitie. Er was permanent overleg met het ministerie – wat anders alleen in grote zaken gebeurt -.

    Na een jaar hief de rechtbank het voorarrest van Ahmed al-J. op maar hij werd meteen door minister Verdonk in vreemdelingenbewaring gesteld. Een maand later werd de vreemdelingenbewaring door de Raad van State in hoger beroep als oneigenlijke verlenging van de voorlopige hechtenis opgeheven. Hij moest zich wel beschikbaar houden voor de strafzaak tegen hem.

    In september 2006 concludeerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat er minder of geen doden waren gevallen als de overheid zich beter aan de regels voor brandveiligheid had gehouden. In deze vernietigende kritiek werd de Dienst Justitiële Instellingen van het Ministerie van Justitie als hoofdverantwoordelijke aangewezen. Voor publicatie trachtte minister van Justitie Donner de onderzoeksraad te overhalen de passage dat de brand door een weggeworpen sigaret was veroorzaakt te laten vallen. Dit laatste betekende namelijk dat Ahmed al-J. niet per se met opzet de brand zou hebben gesticht. Justitie hanteerde sinds het begin de theorie dat er twee brandhaarden in de cel van Ahmed Issa waren en wilde hem opzettelijke brandstichting in de schoenen schuiven. Minister De Geus van Sociale Zaken noemde de brand “een rotstreek”. “Een celbewoner is moedwillig bezig geweest brand te stichten, maar wij in Nederland spelen het klaar de halve wereld daaromheen van schuld te betichten”. De Onderzoeksraad leidde tot het voortijdig vertrek van Donner als minister van Justitie; hij nam ontslag.

    Ondanks anderhalf jaar onderzoek dat geen opzettelijkheid kon aantonen klaagde het Openbaar Ministerie tijdens de strafzaak in 2007 Ahmed al-J. aan wegens opzettelijke brandstichting met de dood van 11 personen tot gevolg en eiste 5 jaar gevangenisstraf. Ahmed al-J. bleef echter bij zijn standpunt dat de brand in zijn cel per ongeluk was ontstaan. “Ik wil mijn onschuld bewijzen. Ik wil de rechter vertellen dat ik wakker werd door het vuur aan mijn voeten. Dat ik geprobeerd heb het vuur te doven en alarm heb geslagen.”

    Advocaat Damman die een technische oorzaak – kortsluiting – nooit uitgesloten heeft sprakt van tunnelvisie. “Vanaf het begin hebben ze het onderzoek gericht op brandstichting. Het OM probeert mijn cliënt de schuld in de schoenen te schuiven, maar dat is niet gelukt (….). Ze willen perse iemand veroordeeld krijgen.” Opmerkelijk was tijdens deze zitting de verklaring van M. die vlak na de brand met Ahmed al-J. in de Scheveningse Penitentair Ziekenhuis had gelegen: “Op 20 april zijn bewakers bij mijn cel geweest (…). Zij hebben tegen mij gezegd dat ik moet zeggen dat Al J. de brand heeft gesticht. Hij zei: Je moet het zo vertellen, die Libiër wilde zelfmoord plegen en je moet zeggen dat hij het heeft gedaan (…). Al J. zei dat hij niet wist hoe het gekomen was. En dat hij wakker werd van geschreeuw en vuur zag in zijn cel.”

    De rechtbank veroordeelde Al-J. tot 3 jaar gevangenisstraf. Hij had niet de vooropgezette bedoeling brand te stichten, maar had „welbewust het risico aanvaard” dat er brand zou uitbreken.

    In het hoger beroep in 2009 veroordeelde het gerechtshof in Amsterdam Ahmed al-J. tot 18 maanden voor opzettelijk brandstichting, maar niet voor schuld aan de dood van zijn medegedetineerden. Hij werd snel daarna als “ongewenste vreemdeling” naar Libië uitgezet.

    Een jaar later vernietigde de Hoge Raad echter deze uitspraak. Het gerechtshof had een door de verdediging voorgestelde deskundige niet mogen weigeren. De deskundige kon volgens de Hoge Raad belangrijk zijn voor het beantwoorden van de vraag of sprake was van opzettelijke brandstichting. Bovendien had het hof de kritiek van de verdediging over de handelswijze van de rechter-commissaris niet naast zich neer mogen leggen. Het hoger beroep moest overgedaan.

    Het gerechtshof te Den Haag sprak op 1 maart j.l. Ahmed al-J. uiteindelijk vrij van brandstichting. Niet bewezen is dat het ontstaan van die brand met elf doden tot gevolg aan zijn schuld is te wijten. ‘De kans dat op boven beschreven manier brand ontstaat, ziet het hof als gering. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte levensmoe was en zijn eigen dood op de koop toe nam.’

    Overheid ontloopt strafrechtelijke sancties

    Ondanks de elf doden en de harde conclusies van de Onderzoeksraad ontliepen verantwoordelijke overheidsdiensten en -dienaren een vervolging door het Openbaar Ministerie. Hoewel er „heel veel zaken niet op orde” waren, zou er onvoldoende basis zijn om de Rijksgebouwendienst, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de brandweer, de directeur en twee bewaarders van het cellencomplex te vervolgen. Dit werd beaamd door het gerechtshof Amsterdam. “Het hof acht het niet mogelijk DJI en haar directeur strafrechtelijk te vervolgen omdat DJI als onderdeel van de Staat der Nederlanden strafrechtelijke immuniteit geniet en dit ook geldt voor haar directeur.” Als uitgangspunt heeft te gelden dat de handelingen van de Staat geacht moeten worden te strekken tot de behartiging van het algemeen belang.

    Tenslotte besloot de Hoge Raad in 2007 dat Donner en Verdonk niet vervolgd konden worden omdat ze ‘in dienst van de overheid’ handelden. Voor de handelingen van de Staat zijn ministers en staatssecretarissen in het algemeen verantwoording schuldig aan de Staten-Generaal.

    Geen verantwoording door politiek

    Verantwoordelijke minister Donner nam ontslag vlak vóór een inhoudelijk debat over het rapport van de Onderzoeksraad in de tweede kamer. Aftreden lijkt moedig, maar niet als het gepaard gaat met het ontlopen van verantwoording. Hij handelde niet uit verantwoordelijkheid voor de brand maar “uit piëteit met de slachtoffers”. Een paar maanden later verscheen hij als minister van sociale zaken in een nieuw kabinet. Mede door zijn aftreden vóór een debat is er feitelijk geen politieke verantwoording van de schipholbrand geweest. De vraag hoe zo’n proces in de toekomst voorkomen kan worden is onbeantwoord gebleven. Daar een minister voor zijn handelingen slechts aan de tweede kamer verantwoording schuldig is en niet strafrechtelijk aansprakelijk is, is het gebrek aan verantwoording in de tweede kamer een ernstig feit.

    Eind november 2006 vond er wederom een kamerdebat over de schipholbrand. Vier topambtenaren werden uit hun functie gezet maar geen enkele partij heeft in dat debat teruggekeken naar eigen falen die geleid heeft tot de schipholbrand. Er is geen inhoudelijk debat gevoerd over de politieke besluitvorming die heeft geleid tot een tragedie en het voorkomen van dit soort processen in de toekomst. De tweede kamer was er nu klaar mee.

    Het was echter de Tweede Kamer gesterkt door de media die de voorganger van Donner, minister Korthals, zwaar onder druk zette om over te gaan tot onorthodoxe maatregelen. Een noodwet uit 2002 maakte de bouw van detentiecentra – in eerste instantie voor bolletjesslikkers – mogelijk. Onder leiding van een tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen werd snel en goedkoop gedetineerd dankzij de inzet van (goedkope) beveiligingsbedrijven, minimaal dagprogramma, geen educatie of arbeid, meerderen op cel, veel ‘achter de deur’. Donner opende begin 2003 het Justitieel Complex Schiphol Oost, voorbeeld van unitbouw – in plaats een gebouw van beton, staal en gewapend glas-, en hiermee de ingebruikname van de flexibele snel te bouwen containercel. Minister van Vreemdelingenzaken Rita Verdonk met wie Donner een overspannen beleid voerde om de samenleving van ongewenste vreemdelingen te ontdoen, had veel cellen nodig. En zo werden eind 2003 op Schiphol Oost twee extra vleugels aangebouwd die twee jaar later in brand gingen. Donner was tot zijn ontslag als minister van Justitie vier jaar lang verantwoordelijk voor deze detentiecomplexen.

    Politiek is geen verantwoording afgelegd. Na diverse waarschuwingen dat de gevangenissen levensgevaarlijk gebouwd waren en na de 11 doden ten gevolgen zijn de bouwfouten hersteld en is de zaak afgedaan met een schadevergoeding aan de slachtoffers.

    Geen lessen getrokken uit schipholbrand

    Nederland is nog lang niet klaar met de Schipholbrand. Op Ahmed Issa is door de overheid zeer zwaar druk gelegd om een verklaring van schuld af te leggen. Juist omdat er geen verantwoording is afgelegd in de schipholzaak diende Ahmed Issa als zondebok.

    Advocaat Damman sprak over iets wat verborgen moest blijven: “Tijdens de strafzaak moest ik bij de officier van justitie en de rechter-commissaris voor elk processtuk en elke onderzoekingshandeling vechten. (…) Mij bekroop het gevoel dat er op de achtergrond iets speelde wat niet zichtbaar werd voor mij als raadsman, iets wat verborgen moest blijven: de aansprakelijkheid van de overheid. De schuld moest volledig afgeschoven worden op mijn client. Alles wat daarvoor in de weg stond, moest tegengewerkt worden, dat gevoel kreeg ik.”

    De overheid mag niet weglopen voor haar verantwoordelijkheid. Er zijn geen lessen getrokken uit de schipholbrand die – onverwerkt – vragen onbeantwoord laat. Onbeantwoord blijft waarom niemand verantwoording heeft genomen voor de brand en elf doden: geen inhoudelijk politiek debat door de overheid en geen strafrechtelijke sancties van overheidsdiensten of –dienaren. Waarom mag de eigenaar van het café Het Hemeltje naar aanleiding van de cafébrand in Volendam wel schuldig zijn aan brand, dood door schuld en het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel en de overheid cq eigenaar van het Uitzetcentrum Schiphol niet? “Als de overheid zich beter aan de regels had gehouden waren er minder of geen doden gevallen”.

    De behandeling van Ahmed al-J. bevestigt de belangenverstrengeling in dit politiek proces waarbij het Ministerie van Justitie (Dienst Justitiële Inrichtingen en Openbaar Ministerie) zware druk heeft gezet op een onschuldige burger.

    De elf doden van de Schipholbrand staan niet op zich. Er is de afgelopen jaren een klimaat gecreëerd waarbij de wetgeving wordt verscherpt en migranten worden gecriminaliseerd. De strafbaarheidsstelling van illegaal verblijf is hier voorbeeld van. Terwijl Nederland op dit terrein het meest repressief land in de Europese Unie is. Per 100.000 inwoners sluit Nederland veel meer mensen op in vreemdelingendetentie dan welk land dan ook. De schipholbrand heeft hier helaas geen verandering in gebracht.

    All Included 2013

    All Included en M2M (Migrant to Migrant) steunden Ahmed Issa en de overlevenden van de Schipholbrand in de campagne Free Ahmed Issa. Doel van deze campagne was de

    schipholbrandt_door_zondebok schipholbrand weer terug te brengen tot waar die hoort te zijn: bij de verantwoordelijke overheid. De overheid moest haar eigen rol onderzoeken in de Schipholbrand en Ahmed Issa mocht niet fungeren als zondebok. De ramp is niet veroorzaakt door een sigarettenpeuk, maar door het criminaliseren van migranten door de politiek. Het is de politiek die begin 2002 migratie als een veiligheidsthema is gaan beschouwen en een enorme hausse aan brandonveilige vreemdelingengevangenissen heeft bewerkstelligd – snel en goedkoop -. Hierbij werden bewust allerlei veiligheidsvoorschriften aan de kant gezet. Ahmed Issa is de zondebok van het migratiebeleid geworden.

    All Included en M2M zien de (aanvankelijke) schaamteloze veroordeling en behandeling van Ahmed Issa als een voortvloeisel van het afschrikkingsbeleid waar het migratiebeleid op is gebaseerd.

    Pogramma van ‘Schiphol brand(t) door’: mediabus op de stoep van het Paleis van Justitie tijdens hoger beroep in Amsterdam, Beam the Palace (een licht- en beeldprojectie tijdens de procesweek op de gevel van het Paleis van Justitie), theatervoorstelling met drie monologen van Saleh Hassan Faris, Caspar Nieuwenhuis en Jetty Mathurin in De Brakke Grond en een winkelraam-kunstexpositie van Libia Casto & Ólafur Ólafsson en Ghalia Elsrakbi.

  • conférence Congo

    conférence Congo

    Ne me tue pas à cause de mes minerais.

    Conférence international des acteurs sociaux sur l’avenir du Congo RDC

    Thème : le changement sans arme au Congo est possible

    CONGO_FIGHTING_1276491f

    La république Démocratique du Congo est depuis 1996 le théâtre d’une guerre la plus sanglante. Tous les auteurs de cette guerre qui se sont succédé depuis 1996 jusqu’à ces jours ne cessent de crier haut et fort, à qui veut les entendre, qu’ils veulent instaurer le changement et la démocratie au Congo.Les élections de décembre 2011 que l’on espérait doter le pays des nouveaux animateurs capables d’apporter un leadership n’ont pas donné de résultat escompté. Cela en raison des irrégularités et de fraudes massive. Cette situation a mis à nouveau le pays dans une incertitude d’avenir.Les hommes, les femmes, les enfants et les bébés sont impitoyablement massacré et selon les rapport de nations unies et des observateurs sur terrain on enregistre déjà plus de 6 millions de morts. De centaines de milliers de femmes sont violé tandis que de dizaines de milliers d’enfants ont été de force enrôlés dans l’armée, on dénombre encore de millions de déplacés de guerres.

    Pendant ce temps plusieurs entreprises multinationales profitent de cette situation chaotique pour piller les ressources minières de la R.D.C.  et les usines d’armement profitent aussi de la conjoncture pour écouler leur stock d’armes.

    Dans les territoires non conflictuel et sous contrôle du gouvernement on assiste aux violation massives de droits humains par la police, les militaires, les services de renseignements et d’autres instances du pouvoir en place : des assassinats, des arrestations arbitraires des opposants, de leaders d’opinions et des activistes de droit de l’homme sont monnaie courantes dans les villes comme Kinshasa, Lubumbashi, Mbuji-Mayi et autres provinces du pays.

    Cette culture de la violence met l’ensemble de la population dans l’insécurité provoquant la détresse, la peur et la désolation et crée une atmosphère qui ne peut pas contribuer au développement et la cohésion nationale.

    Cette pratique d’arme sous prétexte d’instaurer la démocratie et l’Etat de droit en République Démocratique du Congo a prouvé ces limites et n’est plus acceptable.

    Pour mettre fin à cette culture de violence et des armes qui tue, viole, crée la désolation et entraîne le déplacement massif de la population, nous pensons qu’  « Un changement sans armes est possible au Congo ». Mais ce changement ne peut se réaliser que par la conscientisation et la prise de conscience individuelle et collective de la population.

    Mais notre constat est que dans la situation du Congo les acteurs sociaux s’impliquent très peu et ils sont souvent marginalisés ou politisé par le politique. Pourtant l’expérience lointaine dans la lutte contre l’apartheid en Afrique du sud avec le soutien international des acteurs sociaux et de récent printemps arabe a démontré que la prise de conscience des acteurs sociaux peut apporter de changement inattendu

    Ainsi donc, pour ne pas répondre au procès de non assistance de personne en danger devant l’histoire, nous avons jugé bon d’organiser une conférence internationale des acteurs sociaux sur la RDC.

    La conférence a pour objectifs :

    • Echanger les idées et les expériences avec les acteurs sociaux du nord et du sud et étudier les mécanismes à mettre en place pour la création et la consolidation de la paix en RDC.

    • Identifier les acteurs et les réseaux mafieux impliqués dans le conflits notamment les parties impliqués au niveau nationale, régionale et internationale ( pays, entreprises multinationale d’exploitation de minerai et de vente d’arme) enfin d’exercer des pressions sur eux .

    • Mettre en place un organe sociale permanent de suivi au niveau nationale et internationale devant prendre part efficacement et en temps réel dans toutes les discutions concernant la R.D.C et mener des actions d’éducation et de formation de masse contre les conflits armés, la mauvaise gouvernance et contre toutes formes de violence ceci par l’organisation de séminaires et des rencontre citoyennes avec la population.

    • créer un organe de lobbying nationale et internationale devant aider après la conférence à intervenir auprès des instances nationales( gouvernement, parlement, sénat..), les gouvernements et le parlements des pays étrangers, les organisations régionales et internationales en vue de solliciter leur implication et soutien dans l’exercice de pressions sur les acteurs concernés ou impliqué dans le conflits, les trafics illicites d’armes et le pillage de richesses du Congo.

    Panel de discutions

    1. La situation politique, économique, environnementale et sociale générale de la R.D.C.

    Une analyse critique de l’état de lieu nous permettra d’avoir un regard critique non seulement de gouvernants ou de la classe politique et de soutient extérieurs mais avant tout de dégager la responsabilité individuel et collective des acteurs sociaux congolais. Ont il jouer véritablement leur rôle. Se sont il rendu compte de la situation qui prévaut au pays et quel a été leur apport jusqu’à ce jour dans cette situation. Cette analyse aidera à impliquer tous les acteurs sociaux congolais dans la recherche de perspectives d’avenir.

    2. Exploitation de ressources minières comme source de conflits et de pillage de la R.D.C.

    L’Exploitation de ressources minières est – il la seule cause de conflits armées ou il y a d’autres facteurs. Que faire pour que les richesses du Congo soient porteuse du bonheur et non de malheur pour la population. D’où proviennent les armes utilisées par les groupes armées en RDC ? Est il possible d’échanger les minerais contre les écoles, les hôpitaux, les infrastructures devant assurer le développement et non contre les armes qui font couler inutilement les sangs de la population ? quel est l’état de lieu de l’exploitation minière dans les territoires sous contrôle du gouvernement ?

    3. l’engagement des acteurs sociaux dans la vie politique, économique, sociale et environnemental et la nécessité d’un lobbying social international.

    Comment faire participer activement les acteurs sociaux congolais et ses partenaires sociaux internationaux dans la lutte contre les conflits armés, l’exploitation illicite de ressources minières et le trafics d’arme ? Quelles sont les stratégies et les campagnes existantes  et comment travailler en synergie avec les organisations existantes sur cette thématique ? Une étude de stratégies au niveau interne et externe sera faite et les expériences de militants de réseaux sociaux internationaux seront d’une grande importance et aidera dans la mise en place d’un organe social international devant exercé un lobbying internationale contre le trafics d’armes , l’exploitation illicite des ressources minières et contre les violations massives de droits humains en RDC.

    Résultat attendu

    La RDC étant un vaste pays, nous attendons de cette conférence l’instauration d’une dynamique sociale au niveau national et international en mettant de structures de base sur toute l’étendue du pays. Cette dynamique aura pour mission de:

    -Mise en place d’un organe permanent de suivi et de l’application des actes de la conférence afin d’éviter que celle – ci reste lettre morte après la conférence.

    – diffuser les idées sociale issues de la conférence internationale et de divulguer le message de paix à la population locale. « Le changement sans armes au Congo est possible ».

    – d’étudier le problèmes sociaux au niveaux locale et canaliser les revendications sociale aux élus locaux et aider dans la recherche de solutions concrète.

    – d’exercer le contrôle et les pressions sur les élus locaux et nationaux pour une gestion transparente des communautés et des ressources locales.

    Durée de la conférence : 3 jours

    Participants : 300 personnes dont :

    • 30 personnes venant de la RDC

    • 200 personnes – Congolais et non-Congolais – venant de différents pays européens, africains et américains.

    • 50 personnes invités des différentes organisations des acteurs sociaux africains, européens et américains.

    Pays d’accueil : Pays – Bas

    Contact :

    Pays-Bas / Emmanuel Mbolela

    Conference.congo@yahoo.com

  • doneer

    steun

    NL07 TRIO 0338 8102 42

    St. Afval

  • Protest tegen arrestaties van Subsahara migranten in Marokko

    8 augustus 2013

    Vandaag protesteren wij vanuit het No Border Camp zowel bij de ambassade van Spanje en bij de vertegenwoordiging van de Europese Commissie in Den Haag. Wij eisen ter ondersteuning van het Beraad van Subsahara Migranten in Marokko dat de mensenrechten worden gerespecteerd. Wij eisen tevens dat Europa een einde maakt aan het externaliseren of exporteren van de Europese grensbewaking en het omkopen van de Marokkaanse staat om de rol van waakhond te vervullen.

    In de nacht van 23 op 24 juli 2013 heeft een groep Subsahara migranten gepoogd de hekken van Melilla over te steken. Melilla is een Spaanse enclave tegen Marokko aan aan de Middellandse Zee. De migranten hoopten in Europa een beter leven op te bouwen en geld naar huis te kunnen sturen. Zij werden echter allen zwaar mishandeld door zowel Spaanse als Marokkaanse bewakers. De volgende dag vonden er massale razzia’s plaats in steden in het Noorden van Marokko waarbij honderden subsahara migrante vrouwen, mannen en kinderen werden geslagen, gearresteerd en uitgezet naar de Marokkaans-Algerijns woestijngebied. Anderen zijn in het ziekenhuis van Nador waar twee zijn overleden en meerder met zware verwondingen liggen. De migranten vragen nu om hulp.
    090813_consulaatMarokko_Rotterdam1

    Sinds 2 augustus is er in Rotterdam een No Border Camp. Dit kamp is een actiekamp ter ondersteuning van migranten onder de leus ‘vrijheid van beweging’.

    Onderstaande Engelstalige brief wordt aangeboden aan de Spaanse ambassade en de Europese Commissie, en is ook verstuurd naar de Marokkaanse ambassade:

    Arrests of Sub-Saharan migrants in Morocco
    Dear Mr. Ambassador,

    with great concern I learned from Moroccan and international media, that Moroccan security forces executed various raids against Sub-Saharan migrants in the North of Morocco and in other cities like Mekhnés and Rabat. For example: on July 27th 140 migrants were detained close to the city of Nador and some days before, on July 24th, nearly 300 migrants were detained in the neighbourhood Boukhalef in Tanger.

    A group of unarmed migrants attempted to override the border fortifications to Melilla in the night of 23th to 24th of March and these desperate trys which are going on since years now were given as a reason for the actual police raids. During the raids hundreds of migrants – men, women and children – have been arrested, beaten and deported to the desert at the moroccan-algerian border. In Tanger a senegalese woman in presence of her two year old child was injured and humiliated by police forces and was deported half naked in a lorry to the border between Morocco and Algeria. Close to Nador a woman was forced to leave her seven months old child behind in the forest, another one had to leave one of her three year old twins behind. Those who managed to escape and to hide in the close by forests did not dare to go back into the cities for fear of new raids. Others are in hospitals in Nador, numerous severely injured and two dead persons are reported.

    To my opinion it is alarming, that Moroccan media are justifying these inhuman raids by claiming, that the migrants were responsible for armed attacks against the fences of Melilla as they should have used sticks. It is highly deceptive to call these sticks arms (if ever they have been used) and to call the desperate try to overcome the fences violence. The violence was clearly committed by the Moroccan security forces as the above mentioned examples show.
    And it has to be mentioned here too, that a big part of the responsibility for the violence is the deeply inhuman policy of the European Union, to externalise and militarise its border regime. Last but not least this policy is responsible for the death of some ten thousands of refugees and migrants from both Sub-Saharan Africa and the Maghreb on their way to Europe since 1993.

    Basically I would like to ask you, to advocate for an immediate stop of the ongoing raids, arrests and deportations to the moroccan-algerian border. It is also of great importance, that the responsible persons for the recent cases of death are brought to justice. Moreover all wounded migrants should have the possibility of medical treatment in hospitals without being in fear of being arrested.

    Finally I would like to point out, that I explicitly support all corresponding demands of Moroccan human rights organisations.

    Yours sincerely,
    0080813_EUvertegenwoodiging_DenHaag5_small
    0080813_EUvertegenwoodiging_DenHaag2_small

  • Aan KLM

    Aan KLM

    Amsterdam, 11 juni 2013

    Op 12 juni 2013 staat Issa Koulibaly, Guinese asielzoeker, op uitzetting naar zijn land van herkomst. Wij willen met klem AIR FRANCE-KLM vragen deze uitzetting niet uit te voeren.

    Issa K., afkomstig uit Guinee, kwam op 20 maart 2009 per vliegtuig in NL aan. In Guinee was hij als toevallige passant opgepakt tijdens een studentendemonstratie in zijn stad N’zérékoré. Zijn asielaanvraag werd afgewezen op grond van het ontbreken van documenten en ongeloofwaardigheid van zijn vluchtrelaas. Hij werd tijdens detentie in Guinee ernstig mishandeld. Hij heeft tijdens detentie kunnen ontsnappen, maar deze ontsnapping werd ongeloofwaardig geacht. Hij is in juli 2011 uitgeprocedeerd geraakt.

    In oktober 2012 wordt hij gepresenteerd bij de Guinese ambassade die de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) geen reisdocument verstrekt daar Issa niet vrijwillig naar Guinee terug wil. Diezelfde maand zijn er vragen in de Tweede Kamer over de omstreden wijze waarop uitgeprocedeerde asielzoekers naar Guinee worden uitgezet. De Dienst Terugkeer en Vertrek – DT&V – waar IND deel vanuit maakt, werkt samen met Guinese autoriteiten – bezoek DT&V aan Guinee in januari 2012 – en diens Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Veiligheid en Burgerbescherming welk volgens het US State Department of Democracy corrupt zouden zijn. Minister van Immigratie Leers antwoordt dat het bevoegde instanties zijn en dat samenwerking met deze onontbeerlijk voor Nederland is ten behoeve van uitzetting. Begin 2012 is een afspraak gemaakt aangaande de inzet van een Guinese Taskforce van immigratiedeskundigen ter identificatie van utgeprocedeerde asielzoekers in Nederland daar de Guinese ambassade ‘niet in staat’ zou zijn structureel mee te werken aan de afgifte van reisdocumenten (aldus IND). Leden van deze ‘deskundigen’ zouden nu op een internationale sanctielijst staan. In 2012 zijn tenminste drie mensen bij de grens van Guinee tegengehouden, omdat de reispapieren verstrekt door de delegaties niet geldig bleken.
    Na zeven maanden detentie in Detentiecentrum Zeist zegt DT&V tegen Issa dat hij snel vrij komt, maar een paar maanden later spreken ze plots over ‘een andere situatie’. Een Guinese Taskforce is op komst naar Nederland voor de periode van 13 tot 17 mei 2013. “Ik accepteer geen Guinese taskforce. Als jullie me dwingen voor de taskforce te komen, ga ik erge dingen doen”, dreigt Issa. De geplande Taskforce vindt echter op het allerlaatste moment niet plaats. De IND stelt: “(…) dat deze Taskforce geen doorgang heeft kunnen vinden. De Guinese autoriteiten waren door interne problemen niet in staat hieraan mee te werken.”

    Leider van enkele Guinese delegaties is Mamadou Pounthioun Diallo, politiecommissaris en benoemd als hoge ambtenaar van het Ministerie van Veiligheid en Burgerbescherming door ex-president Lansana Conté. Ander lid van de delegatie is Mamadi Cissé, tevens politiecommissaris.

    Op 16 mei meldt Nieuwuur dat er in 2012 vijf Guinese delegaties zijn geweest die tezamen 117.000 euro hebben gekost en dat de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT) zo snel mogelijk een onderzoek naar de Guinese Taskforce gaat starten. “Het is de vraag of dit een geëigende manier is om aan de voor terugkeer benodigde documenten te komen”, aldus voorzitter Hans Gualthérie van Weezel. Ook de PvdA en oppositiepartijen D66 en de SP willen van staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie weten welke afspraken hij precies heeft gemaakt met Guinee. SP-Kamerlid Sharon Gesthuizen: “Zeker als je kijkt naar de opbouw van de bedragen zie je dat de mensen (de Guinese Taskforce, typ) echt in de watten zijn gelegd. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er koehandel wordt gedreven met mensen om ervoor te zorgen dat mensen terug kunnen naar Afrika.”

    Op 17 mei is door DT&V een vlucht aangevraagd en wordt Issa verteld dat hij naar Schiphol gaat. Hij weet niet of het om een vlucht gaat of het detentiecentrum. “Ik ga niet. Probeer me te dwingen”. “Dan moeten we je dwingen” wordt geantwoord. Uit zijn raam ziet hij even later twee auto’s van de Landelijke Bijzondere Bijstand aankomen. Hij brengt zichzelf flinke snijwonden met een stukgeslagen glazen bord aan over zijn hele lichaam en steekt zijn cel in brand. Het alarm gaat af en door het luikje van zijn celdeur wordt met een brandslang 20 minuten lang in zijn cel gespoten. Dan gaat de deur open en tien leden van de Landelijke Bijzondere Bijstand stappen de cel in met helmen, schilden, knuppels. Issa wordt op de grond gewerkt en vervolgens op zijn lichaam geschopt en met knuppels geslagen. Hij krijgt geen kans zich te verzetten. Hij wordt in hand- en voetboeien geslagen en ze dragen hem naar de isolatiecel.

    Op 14 mei – de dag dat de Taskforce de gevangenis zou bezoeken – blijkt toch een laissez passer – vervangend reisdocument nodig voor uitzetting – afgegeven te zijn voor Issa waarschijnlijk door de ambassade. Issa besluit in honger- en dorststaking. Na drie dagen wordt hij naar het Penitentiaire ziekenhuis gebracht in Scheveningen. Na drie dagen in Scheveningen komt er een ambtenaar van het Ministerie van Justitie en Veiligheid langs die stelt dat zij zijn hele dossier weer gingen bekijken en Issa wordt gevraagd wat hij zou doen als hij geld zou krijgen bij terugkeer. Issa weigert.
    Na een week in hongerstaking was hij 8 kilo afgevallen. Hij is nu drie en een halve week in honger- en dorststaking. En in erbarmelijke omstandigheden. Vertrouwensarts Elcke Bonsen zegt het absoluut onverantwoord te vinden hem te vervoeren.

    Vriendelijke groeten,

    All Included Amsterdam

  • Uitzetting hongerstaker op laatste moment uitgesteld

    PERSBERICHT
    3 JUNI 2013

    De uitzetting morgen van Issa Koulibaly naar Guinee – gepland 06.55u te Schiphol – gaat NIET door! Issa is sinds twee weken in honger- en dorststaking in het Penitentiair Ziekenhuis te Scheveningen tegen zijn vreemdelingendetentie en uitzetting. Dienst Terugkeer & Vertrek heeft de advocaat van Issa K., mevr. Eleveld, dit vanmorgen telefonisch medegedeeld. Wel is DT&V er op gericht de uitzetting alsnog volgende week te laten plaatsvinden (nog geen datum bekend). Als reden is opgegeven: ‘We hebben de medische overdracht aan een arts ter plekke op het vliegveld in Conakry nog niet bevestigd gekregen. We verwachten dat binnen een week rond te hebben en dan kan hij alsnog vliegen’.

    Dit is een vreemde reden om de uitzetting uit te stellen want het is een hele operatie en IND, DT&V en Marechaussee waren er klaar voor – dus hoezo was die overdracht niet al geregeld en hoezo zou DT&V dat niet alsnog snel kunnen regelen?

    Issa werd in oktober 2012 gepresenteerd bij de Guinese ambassade te Brussel die weigert LP’s s af te staan als er geen sprake is van vrijwillige terugkeer. Issa krijgt geen LP. Een Guinese Taskforce is op komst naar Nederland voor de periode van 13 tot 17 mei 2013. De inzet van deze immigratiedeskundigen in Nederland ligt in het feit dat de ambassade ‘niet in staat’ zou zijn structureel mee te werken aan de afgifte van reisdocumenten. Deze Taskforce bestaat uit leden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Veiligheid en Burgerbescherming met leden die zwaar van corruptie verdacht worden. Nieuwsuur staat op het punt om uit te zenden dat dat de afgelopen vijf Guinese Task Forces tezamen 117.000 euro (!) hebben gekost.

    Plots spreekt DT&V over ‘een andere situatie’. De geplande Taskforce vindt op het allerlaatste moment niet plaats. De IND stelt: “(…) dat deze Taskforce geen doorgang heeft kunnen vinden. De Guinese autoriteiten waren door interne problemen niet in staat hieraan mee te werken.” Op 14 mei is er plots wel een LP voor Issa. Er blijken 20 LP’s te zijn afgegeven. Op 16 mei zegt de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT) te hebben besloten zo snel mogelijk een onderzoek naar de Guinese Taskforce te starten. Iedereen snapt dat het té toevallig is dat de ‘ambassade’ 20 LP’s afgeeft in een week dat de Taskforce ook in Nederland is en net weggestuurd is vanwege onthullingen over de hoge kosten van deze reisjes.
    Wellicht hebben de kamervragen van begin vorige week over de onenigheid tussen Guinese Task Force en de ambassade een rol gespeeld bij het uitstel van de uitzetting van Issa. De kamerleden van SP, GroenLinks, D66 en ChristenUnie verzoeken hierin staatssecretaris Teven uitzetting naar Guinee uit te stellen (http://ikregeer.nl/documenten/kv-227337).

    Of ligt de reden meer in het feit dat de DT&V misschien bang is dat Issa zelfmoord zal proberen te plegen zodra hij uit het zicht van de escorts is in Conakry, om maar te voorkomen dat hij in handen valt van de autoriteiten?

    Medische overdracht gebeurt normaliter alleen bij mensen bij wie na stopzetting in Nederland van de medische behandeling een medische noodsituatie in het land van herkomst dreigt.
    Tot heden was het verhaal van de zijde van IND en PI nu juist: er is niets met Issa aan de hand, er is geen psychiatrisch toestandsbeeld, hij is niet suïcidaal. Hij is gewoon ‘fit to fly’. Dus waarom dan een medische overdracht?? Het lijkt erop dat IND en DT&V blijkbaar wél vinden dat er suïcidegevaar is en als iemand suïcidaal is kan dat duiden op een onderliggend psychiatrisch toestandsbeeld wardoor uitzetting geen doorgang mag vinden.

    Issa’s personlijk verhaal geschreven in de PI Scheveningen is te lezen op:
    http://deportatieverzet.nl/issa-k-dit-is-mijn-verhaal/#more-710

    In de komende vier dagen stonden er vier vluchtelingen op de deportatielijst waarvan twee naar Afghanistan en waarvan één – van Issa K. – nu met een week is uitgesteld. Dit is maar het topje van de ijsberg: volgens de marechaussee worden er tientallen mensen per week uitgezet. De vluchten vertrekken vanaf Schiphol, de meesten per KLM. Daarom is er vandaag – maandag 3 juni – geprotesteerd bij de KLM door de Werkgroep Deportatie en Verzet.

    Stop Vreemdelingendetentie, stop gedwongen uitzettingen!

    PRIME en All Included

    PRIME 11 juni 2013: Een regering die niet eens haar eigen ambtsberichten naleeft: ambtsbericht over Guinee van maart 2013

  • Hongerstaker Issa K. volgende week op uitzettingslijst naar Guinee

    brief Issa Koulibaly 15 mei 2013: Issa Koulibaly – ontvangen brief 15.05.2013

    Hongerstaker Issa K. volgende week op uitzettingslijst naar Guinee

    Issa K., uitgeprocedeerde asielzoeker uit Guinee, is nu 12 dagen in honger- en dorststaking in het Penitentiair Ziekenhuis Scheveningen. Volgende week dinsdag is er een vlucht voor hem geboekt terug naar Guinee. Momenteel is een twintigtal mensen aan het hongerstaken tegen hun vreemdelingendetentie. Issa staakt niet alleen tegen zijn uitzetting naar Guinee maar ook tegen vreemdelingendetentie. “Waarom ben ik dan illegaal?”
    Issa K., afkomstig uit Guinee, kwam op 20 maart 2009 per vliegtuig in NL aan. In Guinee was hij als toevallige passant opgepakt tijdens een studentendemonstratie in zijn stad N’zérékoré. Zijn asielaanvraag werd afgewezen op grond van het ontbreken van documenten en ongeloofwaardigheid van zijn vluchtrelaas. Hij werd tijdens detentie in Guinee ernstig mishandeld. Hij heeft tijdens detentie kunnen ontsnappen, maar deze ontsnapping werd ongeloofwaardig geacht. Hij is in juli 2011 uitgeprocedeerd geraakt.
    IssaKoulibaly
    In 2012 vindt Issa werk op de markt en is een gewaardeerde collega aldus andere kooplieden. In de zomer van dat jaar tijdens de Ramadan schuilt hij na een bezoek aan de moskee rond 23u vanwege een regenbui even onder een afdakje. Een bewoner ziet door het raam een vreemde-ling, denkt aan een inbraak en belt de politie. Issa wordt op zijn papieren gecontroleerd en in vreemdelingenbewaring geplaatst.
    In oktober 2012 wordt hij gepresenteerd bij de Guinese ambassade die de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) geen reisdocument verstrekt daar Issa niet vrijwillig naar Guinee terug wil. Diezelfde maand zijn er vragen in de Tweede Kamer over de omstreden wijze waarop uitgeprocedeerde asielzoekers naar Guinee worden uitgezet. De Dienst Terugkeer en Vertrek – DT&V – waar IND deel vanuit maakt, werkt samen met Guinese autoriteiten en diens Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Ministerie van Veiligheid en Burgerbescherming welk volgens het US State Department of Democracy corrupt zouden zijn. Minister van Immigratie Leers antwoordt dat het bevoegde instanties zijn en dat samenwerking met deze onontbeerlijk voor Nederland is ten behoeve van uitzetting. Begin 2012 is een afspraak gemaakt aangaande de inzet van een Guinese Taskforce van immigratiedeskundigen in Nederland daar de Guinese ambassade ‘niet in staat’ zou zijn structureel mee te werken aan de afgifte van reisdocumenten. Leden van deze ‘deskundigen’ zouden nu op een internationale sanctielijst staan. In 2012 zijn tenminste drie mensen bij de grens van Guinee tegengehouden, omdat de reispapieren verstrekt door de delegaties niet geldig bleken.
    TitreVoyagedef
    Titre de Voyage (Laissez-Passer met foto op ipv onder stempel

    Na zeven maanden detentie in Detentiecentrum Zeist zegt DT&V tegen Issa dat hij snel vrij komt, maar een paar maanden later spreken ze plots over ‘een andere situatie’. Een Guinese Taskforce is op komst naar Nederland voor de periode van 13 tot 17 mei 2013. “Ik accepteer geen Guinese taskforce. Als jullie me dwingen voor de taskforce te komen, ga ik erge dingen doen”, dreigt Issa. De geplande Taskforce vindt echter op het allerlaatste moment niet plaats. De IND stelt: “(…) dat deze Taskforce geen doorgang heeft kunnen vinden. De Guinese autoriteiten waren door interne problemen niet in staat hieraan mee te werken.”
    Op 16 mei meldt Nieuwuur dat er in 2012 vijf Guinese delegaties zijn geweest die tezamen 117.000 euro hebben gekost en dat de Commissie Integraal Toezicht Terugkeer (CITT) zo snel mogelijk een onderzoek naar de Guinese Taskforce gaat starten. “Het is de vraag of dit een geëigende manier is om aan de voor terugkeer benodigde documenten te komen”, aldus voorzitter Hans Gualthérie van Weezel. Ook de PvdA en oppositiepartijen D66 en de SP willen van staatssecretaris Fred Teeven van Veiligheid en Justitie weten welke afspraken hij precies heeft gemaakt met Guinee. SP-Kamerlid Sharon Gesthuizen: “Zeker als je kijkt naar de opbouw van de bedragen zie je dat de mensen (de Guinese Taskforce, typ) echt in de watten zijn gelegd. Ik kan me niet aan de indruk onttrekken dat er koehandel wordt gedreven met mensen om ervoor te zorgen dat mensen terug kunnen naar Afrika.”
    Op 17 mei is door DT&V een vlucht aangevraagd en wordt Issa verteld dat hij naar Schiphol gaat. Hij weet niet of het om een vlucht gaat of het detentiecentrum. “Ik ga niet. Probeer me te dwingen”. “Dan moeten we je dwingen” wordt geantwoord. Uit zijn raam ziet hij even later twee auto’s van de Landelijke Bijzondere Bijstand aankomen. Hij brengt zichzelf flinke snijwonden aan over zijn hele lichaam en steekt zijn cel in brand. Het alarm gaat af en door het luikje van zijn celdeur wordt met een brandslang 20 minuten lang in zijn cel gespoten. Issa is op zijn tafel gaan staan om bescherming te zoeken voor de krachtige stralen. Dan gaat de deur open en tien leden van de Landelijke Bijzondere Bijstand stappen de cel in met helmen, schilden, knuppels. Issa wordt op de grond gewerkt en vervolgens op zijn lichaam geschopt en met knuppels geslagen. Hij krijgt geen kans zich te verzetten. Hij wordt in hand- en voetboeien geslagen en ze dragen hem naar de isolatiecel.
    Twee personeelsleden van de opgeroepen ambulance stellen dat zijn snij- en brandwonden niet ernstig genoeg zijn om naar het ziekenhuis te gaan. Hij wordt in de isolatiecel door leden van het Bijstandsteam op de grond gedrukt met zijn gezicht naar de grond en één voor één verlaten zij de cel.
    De directeur stelt dat Issa 14 dagen isolatie krijgt met camerabewaking. Snel zegt de DT&V tegen Issa dat hij zich niet hoeft te verzetten daar zij een reisdocument hebben van de Guinese autoriteiten. Op 14 mei – de dag dat de Taskforce de gevangenis zou bezoeken – blijkt toch een laissez passer – vervangend reisdocument nodig voor uitzetting – afgegeven te zijn voor Issa waarschijnlijk door de ambassade.
    Issa besluit in honger- en dorststaking. Na drie dagen wordt hij naar het Penitentiaire ziekenhuis gebracht in Scheveningen. Na drie dagen in Scheveningen komt er een ambtenaar van het Ministerie van Justitie en Veiligheid langs die stelt dat zij zijn hele dossier weer gingen bekijken en Issa wordt gevraagd wat hij zou doen als hij geld zou krijgen bij terugkeer. Issa weigert.
    Na een week in hongerstaking is hij 8 kilo afgevallen. Hij heeft net als de meeste overige hongerstakers uit Detentiecentrum Rotterdam waarvan twee nu ook in ziekenhuis in Scheveningen, Elcke Bonsen als vertrouwensarts. Op 27 mei hoort Issa dat er een vlucht voor hem is geboekt op dinsdag 4 juni. Zijn situatie is nu nijpend. Van het ziekenhuis krijgt Issa geen toestemming om te verschijnen op de recthzaak op 28 mei tegen zijn detentie en uitzetting.
    Op 15 mei schrijft hij in een brief aan de advocaat:
    ¨Ik schrijf u deze brief met pijn in mijn hart en vol spijt. (….) Ik zit nu al langer dan negen maanden in hechtenis, vanwege volgens mij onrechtvaardige redenen. Wat zou ik hebben gedaan om dit te verdienen? Heb ik geen asiel aangevraagd? Zijn er niet duizenden mensen die zich nooit hebben gemeld bij de Nederlandse autoriteiten en die toch een rustig leven blijven leiden op straat? Waarom ben ik dan illegaal?
    Ik geef toe, mr Eleveld, dat ik deze situatie zat ben, dat ik vastbesloten ben om daar een einde aan te maken met mijn eigen middelen. Ik voel me momenteel verloren, mijn hart is niet meer hetzelfde.
    (…) Als ik mij het me goed herinner, was een van de redenen waarom mijn asielaanvraag is afgewezen het feit dat er twijfel bestond over mijn identiteit en mijn nationaliteit. Waarom wordt er dan nu op aangedrongen dat ik naar een land ga waarvan men niet zeker is dat het mijn land van herkomst is? En als men nu gelooft dat ik daar vandaan kom, waarom wordt mijn asielaanvraag dan niet ingewilligd?
    Ik denk zelf het antwoord te weten op die vragen. Dat is omdat er een verdrag is getekend met enkele slechtgezinde individuen die beweren van de ambassade te zijn maar die dat in werkelijkheid niet zijn en die geen seconde aarzelen om valse laissez-passers af te geven om mensen terug te laten gaan, uitsluitend uit eigen belang. Zijn het niet die mensen die zelfs door het Nederlandse parlement aan de kaak zijn gesteld na talrijke schandalen die ze met hun illegale handelingen hebben veroorzaakt? Waren het die mensen niet die op bedrieglijke wijze tientallen personen naar Guinee hebben alten sturen, waarvan sommigen daar zeker niet daarvandaan afkomstig zijn? Hebben anderen niet door hen geprobeerd zelfmoord te plegen? Zijn deze mensen niet degenen die Sierra Leonezen, Gambianen, Senegalezen, Malinezen, Ivorianen en ongeacht wie naar Guinee hebben gestuurd, alleen voor geld? Wat is er in feite legaal aan wat ze doen?
    (…) Ik heb alleen het gevoel dat er sprake is van onrecht in deze zaak en dat ben ik niet meer in staat te accepteren.” (15 mei 2013)

    All Included, 29 mei 2013
    info@allincluded.nl

  • self-organized migrant protests in the Netherlands

    cropped-03b1

    foto reportage van ontruiming protestkamp Osdorp Amsterdam 30-11-12

    foto reportage kraak Vluchtkerk Amsterdam 01-12-12 / Film Verbouwing Vluchtkerk en over Younis Omar uit Soudan / Vluchtkerk / Vluchtelingen op Straat / No Border Network

    vluchteligenopstraat1klein
    self-organized migrant protests in the Netherlands

    Since 2010 asylum seekers who have been rejected are no longer entitled to basic rights such as shelter and food in the Netherlands. Even when it is impossible to return to their countries of origin, the Dutch government argues that they can leave voluntarily. Denying them access to reception centers, putting them in prison and forcing them to survive in parks, railway stations and insecure hiding places, that is the way to convince them to leave this country. The capstone of the asylum procedure is deportation. Undocumented migrants are systematically held in administrative detention for up to 18 months and this can be repeated endlessly. If they cannot be deported (more…)

  • Een kleine geschiedenis van de illegaliteitsbestrijding

    De paradox van de zichtbare illegaal

    Gemeenten willen niet meewerken aan het ­kabinetsvoornemen om illegaliteit strafbaar te stellen, zo bleek vorige week. Symboolpolitiek, onhaalbaar en zonder ­gewenst effect, zo luidden de klachten van de ­wethouders. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?

    door Martijn Stronks
    5 december 2012

    Vorige week liet burgemeester Van der Laan het tentenkamp met uitgeprocedeerde asielzoekers in Amsterdam-Osdorp ontruimen. Hij deed dat onder meer vanwege gezondheids­risico’s. Na de ontruiming werd een deel van de illegalen de straat op gestuurd, waarna ze gezamenlijk opvang vonden in een gekraakte kerk. Vervolgens ontstond opnieuw een politieke impasse.

    Om bij het nog overzichtelijke begin te beginnen: het recht leeft bij de illusie van een helder onderscheid tussen legaal en illegaal. Het kan ogenschijnlijk ook niet anders. Het is tegenstrijdig om verblijfsrechten te verlenen aan hen die nu juist dergelijke rechten expliciet zijn onthouden. Een illegaal kan hooguit proberen via de bestaande juridische opties aan een verblijfs­status te komen – een legale status krijgen vanwege zijn illegaliteit is een paradox. Bovendien is het onderscheid tussen legaal en illegaal nu juist bedoeld om te bepalen wie wel toegang heeft tot het recht en wie niet. De legaal is diegene die er juridisch gezien is, de illegaal is hij die (door het recht) buiten het recht valt en er dus juridisch gezien niet is.

    Zoals altijd is de werkelijkheid weerbarstiger dan het juridische systeem zou wensen. Illegalen mogen er dan juridisch gezien niet zijn, feitelijk zijn ze wel degelijk aanwezig. Sommige vreemdelingen zijn op het moment van hun beoogde uitzetting verdwenen in de anonimiteit, maar niet vertrokken. Anderen kunnen eenvoudigweg niet worden uitgezet. Omdat ze niet meewerken, of omdat het land van herkomst ze niet erkent. Of omdat het daar te gevaarlijk is om naar te worden teruggestuurd (maar te ongevaarlijk om ze een verblijfsvergunning te geven). En op grond van internationale, mensenrechtelijke verplichtingen hebben illegalen vervolgens nog rechten ook. Basaal weliswaar, zoals het recht op noodzakelijke medische zorg, maar toch.

    Illegalen zijn zo een doorn in het oog van een migratierechtelijk toelatingssysteem. Toch is dit niet van alle tijden. Nog niet zo lang geleden accepteerden we dit onvermogen van het recht om de sociale werkelijkheid volledig naar zijn hand te zetten. Illegalen werden nog niet gezien als een bij uitstek problematische categorie, veeleer als een soort residu van het toelatings­beleid. Voor inschrijving in het bevolkingsregister en het verkrijgen van een sofinummer was geen verblijfsvergunning vereist. Zo konden illegalen werken, een huis huren of soms zelfs aanspraak maken op de sociale zekerheid (als ze premies betaalden). In het recht was dus wel degelijk plaats voor de illegaal.

    In de jaren negentig veranderde dit. In december 1993 voerde minister Hirsch Ballin de Wet op de Identificatie in en in april 1998 zorgde minister Sorgdrager dat de Koppelingswet van kracht werd. Dankzij de identificatieplicht nam controle en toezicht op verblijfsstatus toe en de Koppelingswet verbond werk en sociale zekerheid aan een rechtmatige verblijfsstatus. Het recht stelde zo orde op zaken. Het onderscheid aanwezig/afwezig werd strikter gehanteerd: illegalen waren vanaf dat moment juridisch gezien écht niet meer aanwezig, een enkel onvermijdelijk internationaal mensenrecht daargelaten. Bovendien, als ze nog steeds niet vertrokken, verdwenen ze in de marginaliteit. Illegalen konden minder makkelijk werk vinden, en het huren van een woning werd, net als sport en recreatie, moeizamer. Steeds vaker moest men zich legitimeren. Illegalen bleken zo niet alleen juridisch afwezig, ze werden ook maatschappelijk minder zichtbaar gemaakt.

    Maar vertrekken deden ze niet. Schattingen van het aantal illegalen in Nederland laten geen enorme teruggang zien sinds de jaren negentig. Hoewel het moeilijk is daar iets met zekerheid over te zeggen – illegaliteit is immers in de aard der zaak moeilijk te meten – schommelt het aantal in voorzichtige schattingen al jaren tussen de 45.000 en 120.000. Uit cijfers over het Nederlandse terugkeerbeleid blijkt hoe dan ook dat in de praktijk slechts een deel van de uitgeprocedeerde vreemdelingen kan worden uitgezet. Ofwel door ze op het vliegtuig of in de trein te zetten, of door erop te vertrouwen dat ze uit eigen beweging vertrekken. Alleen in het eerste geval kan men met enige zekerheid stellen dat de persoon daadwerkelijk is vertrokken. Veel vaker worden vreemdelingen echter gewoon op straat gezet met de mededeling dat ze binnen 48 uur moeten vertrekken, ‘klinkeren’ heet dat in politiejargon. Of de vreemdelingendienst treft ze simpelweg niet langer aan op hun bekende verblijfplaats, ‘administratief vertrek’ in ambtenarentaal. Een deel van hen vertrekt uit eigen beweging, een deel verkiest het onzekere bestaan van de illegaliteit. Dus, de maatregelen uit de jaren negentig ten spijt, het recht heeft aan het begin van het nieuwe millennium nog altijd moeite om het heldere onderscheid aanwezig/afwezig te verwerkelijken.

    Dit onvermogen komt nergens zo duidelijk naar voren als rond de in 1998 ingevoerde notie van ‘eigen verantwoordelijkheid’ van de vreemdeling voor zijn vertrek. Ter uitvoering van het regeerakkoord bepaalde staatssecretaris Cohen dat de ‘primaire verantwoordelijkheid’ voor terugkeer bij de vreemdeling ligt. Met behulp van dit uitgangspunt kon het recht vanaf dit moment zijn onvermogen verhullen. Als het niet lukt om de vreemdeling uit te zetten, dan moet hij het zelf maar doen. In strafrechtelijke termen zou dit klinken als de eigen verantwoordelijkheid van de verdachte om mee te werken aan zijn veroordeling.

    Deze eigen verantwoordelijkheid blijkt de voorbode van een nieuwe aanpak. In het laatste decennium neemt de politieke wens om illegaliteit te bestrijden toe. Een nieuwe techniek wordt gehanteerd om deze feitelijk aanwezige groep mensen toch onder de macht van het recht te brengen. In het kielzog van het verscherpte toezicht en de identiteitscontroles intensiveert men de vreemdelingenbewaring. Waar in 1980 nog 45 cellen beschikbaar zijn voor vijfhonderd gedetineerde vreemdelingen die dat jaar worden vastgezet, is dit aantal in 2006 opgelopen tot 3954 cellen voor 12.480 vreemdelingen. Vanaf 2006 is er sprake van een daling. De omstandigheden zijn bovendien ‘versoberd’, vreemdelingen worden in zeer kale, bedompte meerpersoonscellen geplaatst, waar ze vrijwel de gehele dag zitten opgesloten. De mogelijkheid tot recreatie is tot een absoluut minimum beperkt. Buiten de isoleercel is vrijwel geen privacy. In Nederland ben je in vreemdelingenbewaring inmiddels slechter af dan in strafrechtelijke detentie. Hoewel de vreemdelingenbewaring alleen mag worden toegepast om de uitzetting van de vreemdeling mogelijk te maken, zitten vreemdelingen er vaak zes maanden tot zelfs anderhalf jaar vast.

    Uit cijfers uit 2008 blijkt dat van vreemdelingen die langer dan drie maanden in bewaring worden gehouden uiteindelijk maar twintig procent is uitgezet. Na zes maanden is de kans op uitzetting nihil. Als de bewaring is opgeheven, worden vreemdelingen geklinkerd en op hun eigen verantwoordelijkheid gewezen om binnen 48 uur te vetrekken. Minister Verdonk legt intussen alleen maar meer nadruk op deze eigen verantwoordelijkheid. Ze stelt dat ‘wie terug wil, ook terug kan’. Zo is de schuld van het niet vertrekken volledig bij de vreemdeling gelegd. En telkens wanneer men hem als illegaal aantreft, wordt hij opnieuw in bewaring geplaatst.

    Bewaring leidt zogezegd slechts in een klein percentage van de gevallen daadwerkelijk tot uitzetting. Uitzetting is natuurlijk een uitkomst voor het probleem, maar de sobere bewaring draagt nog een andere oplossing aan. Met het zwaard van bewaring boven het hoofd houdt de illegaal zich muisstil. Er is hem veel aan gelegen om de regels te volgen – met licht te fietsen, voor rood stoplicht te stoppen – om maar uit het zicht van het overheidsapparaat te blijven. De Wet op de Identificatieplicht en de Koppelingswet maakten de illegaal al tot juridisch afwezig en maatschappelijk marginaal. Deze maatregel duwt de illegaal volledig de onzichtbaarheid in onder de druk van voortdurende kwetsbaarheid. En zo is hij op een impliciete manier toch terug in de macht van het recht. Als hij zichtbaar is, wordt hij opgepakt en in het cachot gestopt. Wanneer hij onzichtbaar blijft, doet hij dit uit angst voor detentie of uitzetting. Zowel de zichtbare illegaal als de onzichtbare valt zo onder de disciplinerende werking van het recht. Het recht heeft zijn zaken weer op orde, zo lijkt het.

    Vanwaar dan nog die behoefte om illegaliteit strafbaar te stellen? De kabinetten-Rutte hebben beide het voornemen geuit illegaliteit onder het strafrecht te brengen. En in feite is dit, via een omweg weliswaar, een al bestaande praktijk. Eind 2010 leek het er nog op dat Europees recht zich zou verzetten tegen expliciete strafbaar­stelling van illegaliteit. Italië was door het Europese Hof van Justitie op zijn vingers getikt vanwege een dergelijke regeling, waardoor een strafrechtelijke regeling in Nederland niet werd aangedurfd. Toch is via een achterdeur voor een deel van de illegalen hetzelfde bereikt. Als vreemdelingen zijn gemaand te vertrekken, wordt ze tegenwoordig tevens een inreisverbod uitgereikt. Voor een daarin bepaalde periode wordt hun verboden zich op Nederlands grondgebied te bevinden. Overtreding daarvan is sinds 31 december 2011 strafbaar gesteld, waardoor illegalen met zo’n inreisverbod al onder het strafrecht vallen. Waarom dan nog volledige strafbaarstelling van illegaliteit?

    Hoewel de huidige lezing van het Europese recht ruimte voor zo’n maatregel doet vermoeden, zijn er toch uiteenlopende bezwaren. Net als vreemdelingenbewaring zijn de kosten van strafrechtelijke detentie hoog, een op zichzelf staand argument in tijden van economische krapte (een succesvolle uitzetting kost 35.000 euro). Bovendien is elk verband met uitzetting – de traditionele reactie op het illegalenprobleem – losgelaten. Strafrechtelijke detentie dient niet ter uitzetting, het dient ter bestraffing. Dit heeft de vreemde consequentie dat het systeem de illegaal stevig aan zijn boezem koestert, omdat het hem niet kan wegsturen. De illegaal wordt hier opgesloten, omdat hij hier niet mag zijn.

    Goed beschouwd voegt strafbaarstelling slechts één element toe aan het regime van vreemdelingenbewaring: een diepe stigmatisering van de illegaal. Het strafrecht fungeert als de formele moraliteit van een samenleving: wat strafbaar is gesteld is slecht. Dat gaat zo ver dat we een verdachte van een strafbaar feit reeds wantrouwen: hij is publiekelijk vaak al veroordeeld voordat de rechter zich heeft uitgesproken. Zelfs als deze hem onschuldig verklaart is het niet eenvoudig om de zweem van schuld te verliezen. Strafbaarstelling van illegaliteit dient zo ter verdieping van het onderscheid tussen legaal en illegaal. De legaal is aanwezig, hij is zichtbaar en goed, de illegaal is afwezig, onzichtbaar en kwaad.

    En opnieuw ontglipt de werkelijkheid aan de overzichtelijkheid van het systeem. Niet alleen bereikten ons nog geen berichten dat de ‘illegalenpopulatie’ enorm is afgenomen, belangrijker, er bereikten ons wél berichten van de illegalen zelf. In Ter Apel, Den Haag en Amsterdam verenigden uitgeprocedeerde, illegale asielzoekers zich in tentenkampen. Ze kropen uit de spelonken van de illegaliteit en lieten zich publiekelijk en gezamenlijk zien en horen. Ze eisten een oplossing voor hun situatie, de juridische limbo van uitzetting noch toegang. Het zorgvuldig door het systeem in stand gehouden onderscheid tussen zichtbaar en onzichtbaar veegden ze zo in één beweging van tafel. En met leuzen als ‘geen man, geen vrouw, geen mens is illegaal’ ageerden ze expliciet tegen het opgelegde stigma.

    Op zich is die zichtbaarheid van een enkele illegaal natuurlijk niet nieuw. Van tijd tot tijd weten illegalen zich in de schijnwerpers van de publieke aandacht. Dat kan in het kader van een pardonregeling zijn, of bij de tragische brand in het cellencomplex van Schiphol. Wél nieuw is dat de illegalen in deze tentenkampen gezamenlijk en openlijk de machtsmiddelen van de overheid trotseren. Expliciet geven ze aan dat ze niet bang zijn voor bewaring en de machtige arm van de overheid, ze weten dat ze toch niet kunnen worden uitgezet en in de cel is men misschien wel beter af dan in de barre winterkou op straat.

    De reacties van de bewindspersonen zijn tekenend voor het op tilt gesprongen systeem. Kersvers staatssecretaris van Veiligheid en Justitie Teeven biedt een maand opvang aan de illegalen aan, onder de voorwaarde dat ze meewerken aan hun uitzetting. Een handreiking die iedere illegaal in feite toekomt, niet alleen de tentenkampers. Burgemeester Van der Laan stelt tien gemeenten bereid te hebben gevonden om de asielzoekers een maand op te vangen, onder dezelfde voorwaarde. Nog steeds heerst de gedachte dat de vreemdeling alleen door eigen schuld niet kan vertrekken. Van der Laan besluit het kamp in ieder geval te ontruimen om gezondheids- en veiligheidsredenen. Bij de ontruiming worden 108 mensen opgepakt, 96 van hen worden direct weer vrijgelaten en de straat op gestuurd. Een paar worden een dag later nog vrijgelaten, ongeveer tien zitten er in bewaring. Zo wordt alles in het werk gesteld om de orde van zichtbare legalen en onzichtbare illegalen te herstellen. Tevergeefs zo blijkt, de ‘steungroep De Vluchtkerk’ ontfermt zich over de illegalen, die verspreid door de stad in bushokjes zijn aangetroffen. Nadat een kerk in Amsterdam-West door een krakersbeweging is opengebroken, vindt de groep van tachtig illegalen er onderdak.

    Cruciaal element in deze situatie is opnieuw de notie van eigen verantwoordelijkheid. Het gaat de macht van het recht te buiten om de illegaal effectief uit te zetten, terwijl het stug weigert ze een juridische status te verlenen. Dit terwijl daar wel een juridische ruimte voor is, in het recht zitten allerlei middelen om met een voor het recht onverwachte of ongrijpbare situatie om te gaan. Te denken valt aan de zogeheten ‘discretionaire bevoegdheid’ van de bewinds­persoon om naar eigen inzicht te beslissen in een individueel geval. Niet alles wordt zo door het recht expliciet ingevuld, soms heerst beleidsvrijheid. Dat zou je de ‘verversfunctie’ in het recht kunnen noemen. Zoals een webpagina een verversknop heeft, zo moeten recht en werkelijkheid af en toe op één lijn worden gebracht. Van deze bevoegdheid wordt echter in het migratierecht geen gebruik gemaakt als de vreemdeling niet meewerkt aan zijn eigen vertrek, of stelliger, zijn eigen vertrek frustreert. De eigen verantwoordelijkheid dient zo om te verbloemen dat het recht de vreemdeling niet kan uitzetten én om de in het recht gegeven mogelijkheid om de situatie op te lossen af te schermen.

    Zo zien we hier de paradoxale en schrijnende positie van de illegaal. Het recht zelf begon in de jaren negentig de illegaal te problematiseren. Het trachtte hem uit te zetten, te disciplineren en te stigmatiseren. Afwezig verwerd tot onzichtbaar, onzichtbaar verwerd tot kwaad. Maar al die tijd bleef de illegaal. Hij schikte zich, werd onzichtbaar en slecht. Het is als knijpen in een oude ballon. Je kunt steeds harder knijpen, telkens komt de lucht ergens anders tussen je vingers door. En nu, na jaren van steeds noestere pogingen om de lucht uit de ballon te duwen, gebeurt het tegenovergestelde: in plaats van te verdwijnen, schiet de lucht luidruchtig op één plek tussen de knijpende vingers van de macht door. De oude ballon in een vreemde vorm achterlatend. De illegalen verzamelen zich, ze worden zichtbaar, trotseren het systeem en laten zich niet uitzetten. Naar aanleiding van de tentenkampen spreken gemeenten zich uit tegen de strafbaarstelling van illegaliteit, als pure symboolpolitiek. De zichtbare illegaal toont de onmacht van het recht. Wordt het niet eens tijd dat het systeem erkent dat de werkelijkheid niet volledig maakbaar is? Laat iemand op de verversknop drukken!

    Martijn Stronks studeerde rechten en filosofie en werkt aan een proefschrift over migratierecht

  • Refugees in the tunesian desert – 2012

    May 2012

    One year after the Choucha Appeal nothing has changed. Still 3.500 refugees are blocked in the desert. The film has been done by boderline-europe and Pro Asyl

  • Schipholbrand onverwerkt

    26 oktober 2011

    Momenteel buigt het gerechtshof zich opnieuw over de schipholbrand die op 26 oktober 2005 het leven kostte aan elf migranten in vreemdelingendetentie. Het gerechtshof van Den Haag moet bepalen wie het recht krijgt op het opnieuw onderzoeken van deze verschrikkelijke brand precies 6 jaar geleden. De Libier Ahmet Issa werd in 2009 door het Amsterdams gerechtshof tot anderhalf jaar veroordeeld voor opzettelijk brandstichting en daarna als ‘ongewenst vreemdeling’ – verkregen wegens de brandstichting – naar Libie uitgezet. De Hoge Raad vernietigde vervolgens in 2010 deze uitspraak.

    De kans is redelijk groot dat Ahmed Issa door het Haagse Gerechtshof door gebrek aan bewijs wordt vrijgesproken en dat hij net als overige overlevenden als slachtoffer van de brand op humanitaire gronden wordt gelegaliseerd. Hij kan ook tot een langere straf worden veroordeeld dan hij gezeten heeft en na straf wederom naar Tripoli worden uitgezet.

    excuses

    Nederland is nog lang niet klaar met de schipholbrand. Want centraal staat nog steeds de vraag hoe het zover heeft kunnen komen dat een brand in een beschaafd land tot zoveel slachtoffers kan leiden. Nederland – het Ministerie van Justitie, Openbaar ministerie, rechtbanken – denkt nog steeds dat de schuldige al gevonden is. Ex-Minister van Justitie Donner trad samen met Minister Dekkervan VROM af na een keihard rapport van de Onderzoeksraad voor veiligheid waarbij de Dienst Justitiele Instellingen van het Ministerie van Justitie als hoofdverantwoordelijke werd gezien. “Als de overheid zich beter aan de regels had gehouden waren er minder of geen doden gevallen”. De onderzoeksraad wees in deze vernietigende kritiek de Dienst Justitiele Instellingen van Het Ministerie van Justitie aan als hoofdverantwoordelijke ten aanzien van de brandveiligheid van het detentiecentrum. De ministers Donner (Justitie) en Dekker (VROM) traden hierbij af nadat Donner voor publicatie de conclusies trachtte te verzachten. Van opzettelijke brandstichting door Ahmed Issa bleek trouwens volgens de onderzoeksraad geen sprake.

    Alle overheidsdienaren ontliepen echter een vervolging door het Openbaar Ministerie. En Donner weigerde verantwoording af te leggen voor de schipholbrand. Hij trad slechts af uit pieteit met de slachtoffers van de brand.

    Anderen denken dat Ahmet Issa tot zondebok gemaakt is in een politiek proces om eigen falen te verdoezelen. In oktober 2002 is de schipholbrand ontstaan toen de tweede kamer het plan van Donner steunde om fors meer vreemdelingengevangenissen te bouwen met een hele sobere begroting. Intussen is men bezig met de bouw van een nieuw grotere gevangenis voor ongedocumenteerden te Schiphol. Afgelopen vrijdag vond daar uit protest tegen repressief migratiebeleid een bezetting plaats van het bouwterrein.

    De elf doden van de schipholbrand staan niet op zich. Er is een klimaat gecreeerd waarbij migranten gecriminalisserd worden. De 14.000 dode migranten aan de rand van Europa doen er niet toe.

    Hoogste tijd voor een nieuw migratiedebat die niet wordt ingegeven door slachtofferdenken of eigen belang maar door gelijkwaardigheid en solidariteit. Dit zal niet zonder slag of stoot gaan. Het is van belang om zich als voorstanders van de vrijheid van bewegen aan te sluiten bij de occupy movement. Want migratie heeft alles te maken met een globale kijk op armoede, klimaatverandering en onrecht.

    Voor vrije migratie en vrijheid voor Ahmed Issa!

    All Included en M2M

    namens de campagne Free Ahmed Issa

  • Open escape routes, take in refugees! Appeal: Voices from Choucha (2011)

    31st of May 2011

    “We want to leave! Europe must help!” The demands on the cardboard signs of refugees and migrants at the Tunisian-Libyan border are clear – and compelling: 5000 people have been waiting for weeks and months in unbearable conditions in the camp of the UN High Commissioner for Refugees (UNHCR) in Choucha. All of them managed to escape the escalating civil war in Libya. Many were employed as migrant workers, others had sought refuge from the war and crisis zones in Sub-Saharan-Africa. Survivors of capsized refugee boats meet in Choucha those who, arising out of despair and despite all dangers, are setting off for the road back towards the Libyan border to risk the dangerous crossing to Europe. On the 5th of May 2011, when four refugees from Eritrea died at a fire in the improvised tent city, there were spontaneous protests and road blockades. The Tunisian Military responded with tear gas, residents attacked the camp. At least two refugees were killed, many were badly injured.

    The refugees in Choucha were and still are hoping for help and support from the UNHCR, which had requested the European countries, among others, several times during the recent weeks with the intake of at least 6,000 refugees from Libya. In vain. Rather, the European border agency Frontex is given more and more contracts and the new democratic governments in Northern Africa are lured with offers of money, so they continue to be the watchdogs on the southern rim of European borders.
    The situation in Choucha must be seen in the context of the forward externalisation of the European border regime to Northern Africa. In the defense of refugees and migrants, the European countries have shamelessly worked together for years with the despots of the Maghreb, especially with Ben Ali in Tunisia and Qaddafi in Libya. Now, indeed, the democratic transition is welcomed, but help is refused to all those who are stranded in the Tunisian refugee camps and for whom there is no return.

    The voices of Choucha stand for the desperate protest against a policy of flagrant human rights violations, as they take place every day in many hot spots of Europe’s external borders. A break with this policy is necessary to stop the dying at sea and in the desert. The democracy movements in Northern Africa provide the opportunity for a fresh start. Instead of fatal exclusion and grotesque threat scenarios, openness and solidarity must shape the future of the Mediterranean area. It needs bridges instead of walls for a new African-European relationship in order that Europe becomes a place of real freedom, general security and equal rights for All.

    The acceptance of refugees from Choucha in Europe would, in this sense, set a first, not just symbolic character. We therefore call on the responsible policymakers at the European level, in the federal government, states and municipalities,    to take emergency aid measures and take in the refugees from Choucha and other temporary refugee camps in Europe.

    •     to provide humanitarian support for Subsaharan migrants, who were already flown out from Libya or Tunisia. For example just in Mali over 10,000 refugees have arrived since the beginning of the war in Libya.
    •     to give up the existing deportation policies at the external borders in favor of a humane and generous asylum and immigration policy that is consistent with the rights of refugees and migrants.
    •     to support the democratic upheavals in Northern Africa seriously and to understand it as an opportunity for a changing neighbourhood policy.

    Pro Asyl, Medico International, Borderline Europe, Afrique-Europe Interact, Welcome to Europe

  • Thousands of sub-Saharan refugees and migrants trapped in Choucha camp near Libyan border – many flee back to Libya

    Thousands of sub-Saharan refugees and migrants trapped in Choucha camp near Libyan border – many flee back to Libya

    Choucha is one of four camps situated at the open Tunisian-Libyan border between Ben Guardane und Ras Jdir. It was set up by UNHCR, the Red Cross and Red Crescent on 24/02/11 shortly after the fighting in Libya had started when mainly Egyptians and Bangladeshis arrived. Here, in a desert-like area, between 4,000 and 5,000 sub-Saharan, East African and other refugees from 30 countries have to live in tents at the moment if they want to apply for protection with UNHCR. According to UNHCR, about 3,800 of the inhabitants of the tent city are registered as refugees or asylum seekers, and a majority of them have already been living there for between two and four months. No end to the emergency accommodation in sandy tents, with completely improvised infrastructure and bad water quality, is in sight for the refugees.
    In the night of 21/05, people at Choucha camp were again faced with an alarming worsening of the situation when a fire broke out in the tent city. 21 tents were burnt and four people died, including a baby. In connection with the panic the fire caused, internal conflicts along the lines of origin and religion have now broken out. Furthermore, this incident reinforced the feelings of insecurity and hopelessness at the camp and as well the decision of many refugees, rather to make the dangerous journey to Libya again, and also their willingness to protest.
    Delegation to Tunisia of the Afrique-Europe-Interact and Welcome to Europe networks

    www.afrique-europe-interact.net and www.w2eu.net

  • tweede hoger beroep ahmed issa!

    Hoger beroep Schipholbrand moet opnieuw! Ahmed Issa, welkom terug in Nederland! De Hoge Raad heeft vandaag 14 december 2010 de uitspraak van het Amsterdams Gerechtshof vernietigd en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan. Welkom Ahmed Issa! Ahmed Issa werd op basis van de vernietigde uitspraak naar Libië uitgezet en mag nu terugkomen om zich te verdedigen. Free Ahmed Issa! Wij heten hem welkom. Deze uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de belangenverstrengeling in dit politiek proces waarbij het Ministerie van Justitie (Dienst Justitiële Inrichtingen en Openbaar Ministerie) zware druk heeft gezet op de verdachte en waarbij de politiek verantwoordelijken werden vrijgesproken. Ahmerd Issa is de zondebok van de Schipholbrand. Niet Ahmed Issa, maar Donner is schuldig.
    Vernietiging van de Hoge Raad is gebaseerd op twee punten:

    1. Het Amsterdamse Gerechtshof die het hoger beroep behandelde (en de zaak voor nader onderzoek naar de Rechter-Commissaris in de Rechtbank te Haarlem had verwezen) heeft ten onrechte geoordeeld dat het onbevoegd was het verzoek tot wraking van de Rechter-Commissaris in behandeling te nemen. De verdediging (van Ahmed Issa) verweet de rechter-commissaris dat deze de door het hof gekozen Zwitserse deskundige niet de juiste informatie had toegestuurd en verzocht het hof deze daarom te wraken. Dit verzoek was door de verdediging ingediend bij het hof die het vervolgens niet in behandeling nam omdat deze bij (het kabinet van) de rechter-commissaris te Haarlem indegediend had moeten worden. Fout zegt de Hoge Raad. De verdediging was wel bij het juiste adres en het hof had het verzoek moeten honoreren.

    2. De verdediging had het hof verzocht dr. ir. P.H.A.J.M. van Gelder van het bureau PSCT als deskundige te benoemen voor het verrichten van nader statistisch onderzoek. Dit ter beantwoording van de vraag of de kans aanmerkelijk is dat een weggeworpen sigaret de oorzaak is van het ontstaan van brand. Het hof heeft dit afgewezen omdat Van Gelder een statisticus is terwijl het verzochte nadere onderzoek een juridisch oordeel vergt. De Hoge Raad oordeelt dat de beantwoording van de vraag wellicht een juridisch oordeel vergt, maar dat hierbij statistisch onderzoek van belang kan zijn. Zeker gezien het feit dat het hof in zijnuitspraak heeft geoordeeld dat sprake was van een aanmerkelijke kans dat de weggeworpen sigaret brand zou veroorzaken welke mede is gebaseerd op statistisch onderzoek (van door verdediging bekritiseerde NFI-onderzoek).

    Hoge Raad vernietigt uitspraak hof over de Schipholbrand http://www.rechtspraak.nl/Gerechten/HogeRaad/Actualiteiten/Hoge+Raad+vernietigt+uitspraak+hof+over+de+Schipholbrand.htm

    uitspraak Hoge Raad, Den Haag, 14 december 2010 http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=BO2966&u_ljn=BO2966

  • Een doordenking van de Schipholbrand

    Op verzoek van de campagne Free Ahmed Issa schreef Ernst van den Hemel een filosofisch essay over de Schipholbrand. Op 3 september stond een korte versie in Trouw. De complete tekst publiceren we hier. Het is een aanzet tot het debat dat volgens ons noodzakelijk is, om te leren en te veranderen. Op 3 november organiseren we een Illegaal Tribunaal in De Balie.

    Wij zijn hier’: ook illegalen tellen.

     

    Een doordenking van de Schipholbrand.

    Bij de brand in blok K van het detentiecomplex Schiphol-Oost kwamen 11 mensen om het leven. Tientallen mensen raakten gewond, meer nog raakten er getraumatiseerd. Deze mensen waren illegale immigranten: uitgeprocedeerde asielzoekers en mensen zonder papieren. Ze zaten opgesloten omdat ze uit Nederland verwijderd moesten worden. Het detentiecomplex op Schiphol was volgens het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (2006) brandonveilig, de Dienst Justitiële Inrichtingen, Rijksgebouwendienst, en de gemeente Haarlemmermeer hebben bij de bouw, vergunningsaanvraag en inspecties gefaald, en de instelling was niet voorbereid op een dergelijke noodsituatie. Daarnaast was de opvang en hulpverlening van de slachtoffers volgens het rapport onder de maat.

    In 2007 werd Ahmed Issa schuldig bevonden aan opzettelijke brandstichting: hij werd wegens het wegwerpen van een met blauwe rizla-vloei gedraaide sigaret in zijn cel verantwoordelijk gesteld voor het uitbreken van de brand en de gevolgen. Alhoewel met de rechtszaak de schuldvraag voorlopig afgesloten is, en de Schipholbrand geleid heeft tot het aftreden van twee minister en het uitvoeren van een aantal maatregelen om de brandveiligheid in detentiecentra te verbeteren, blijft een belangrijke dimensie van de Schipholbrand ondoordacht.

    Allereerst kan de Schipholbrand, alle pogingen van politiek en openbaar ministerie ten spijt, niet los gezien worden van het Nederlandse vreemdelingenbeleid. De rapporten van het Europees Parlement (2007), het Comité ter Voorkoming van Foltering en Onmenselijke Behandeling (2007), de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbeleid (2008),  Amnesty International (2008) en de Raad van Europa (2009) hebben het Nederlandse vreemdelingenbeleid scherp bekritiseerd. In het rapport van Amnesty uit 2008 over de behandeling van ‘irregular migrants and asylum-seekers’ constateren de auteurs dat Nederland zich schuldig maakt aan het beperken van het recht op privacy, toegang tot een betekenisvolle dagbesteding, en de mogelijkheid tot communicatie met de buitenwereld. In een grote kader spreekt het rapport van een toenemende criminalisering van illegalen en uitgeprocedeerde vluchtelingen. Bovendien stelt het rapport dat het Nederlandse vreemdelingenbeleid tot schending en uitholling van de mensenrechten leidt:

    ‘This report concludes that elements of Dutch policies and practices breach the state’s human rights obligations. Policies and measures which, in principal, are in accordance with minimum obligations imposed by international human rights standards, still have a negative impact on the well-being of irregular migrants and asylum-seekers.’ (51)

    De Schipholbrand speelde zich af in een onveilig en slecht gecontroleerd detentiecomplex en in een politiek klimaat waarin de mensenrechten van illegalen en uitgeprocedeerden geschonden kunnen worden. Door Ahmed Issa juridisch te vervolgen wordt de aandacht weggehouden van een mogelijk verband tussen de behandeling van illegalen in Nederland en de Schipholbrand. Belangrijke vragen staan bijna vier jaar naar dato nog steeds open: wat heeft het mogelijk gemaakt dat in centra waarin illegalen en uitgeprocedeerde asielzoekers vastgehouden worden regels minder goed nageleefd worden? Dat in deze detentiecomplexen mensenrechten niet voldoende beschermd worden? Wat zegt deze behandeling van illegalen over het vreemdelingenbeleid in Nederland? Hoe kan het dat, in Nederland, dat toch in naam de mensenrechten hooghoudt, de rechten van illegalen met regelmaat geschonden worden? Kortom, wat betekent de Schipholbrand?

    De rechtszaak tegen Issa geeft op geen enkele wijze blijk van een connectie tussen de criminalisering van illegalen / uitgeprocedeerden en de Schipholbrand. Toch valt er wat voor te zeggen dat de Schipholbrand meer aan het licht bracht dan alleen een juridische schuldvraag. De Schipholbrand kan gelezen worden als een moment waarop juist getoond wordt op welke wijze de criminalisering van de illegaal het mogelijk maakt dat mensenrechten geschonden worden. Voor een dergelijke interpretatie is het nodig om een heldere blik te werpen op de processen van marginalisatie. Processen van marginalisatie spelen zich niet slechts af in de rechtszaal, maar zij worden mogelijk gemaakt door de beeldvorming, conceptualisatie, en structurering van de politieke werkelijkheid. Antwoorden op de vraag ‘wat betekent de Schipholbrand’ kan dan ook pas gebeuren als de status van de illegaal in een samenleving geduid kan worden. In het werk van de filosofen Hannah Arendt en Alain Badiou wordt een verband gelegd tussen de praktijk van mensenrechten en excessen in de behandeling van illegale migranten en uitgeprocedeerden. We zullen dan ook aan de hand van Arendt en Badiou duidelijkheid proberen te geven over de falende bescherming van de mensenrechten van de illegalen die aan het licht wordt gebracht door rampen zoals de Schipholbrand.

    §1 Hannah Arendt en de statenlozen

    In het hoofdstuk ‘de aporieën van de rechten van de mens’ uit On The Origins of Totalitarianism uit 1951 waarschuwde Hannah Arendt voor onvermoede gevolgen van de in 1948 aangenomen Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. De verantwoordelijkheid voor het hooghouden van de mensenrechten, zo stelde zij, wordt meer en meer in handen gelegd van de natie-staat, terwijl zij juist bedoeld waren voor diegenen die losgeraakt zijn van het beschermende burgerschap van een thuisland. In de jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog waren dat de zogenaamde ‘statenlozen’, vaak Joodse vluchtelingen en Roma en Sinti op wie geen enkele staat zat te wachten. Doordat de ‘statenlozen’ ongewenst waren in veel West-Europese staten, en het deze zelfde staten waren die garant moesten staan voor het naleven van de mensenrechten, faalden veel natie-staten in het menselijk behandelen van deze grote groepen ontheemden:

    ‘Telkens wanneer mensen opdoken die niet langer burger waren van een soevereine staat, bleken de zogenaamd onvervreemdbare Rechten van de Mens in feite onafdwingbaar te zijn – ook in landen waarvan de constitutie op deze rechten is gestoeld.’ (364)

    De door Arendt beschreven falende praktijk van de universele mensenrechten is in onze tijd zichtbaar in de figuur van de illegaal. In  onze tijd is het de ‘illegaal’ die door zijn uitgesloten en ongewenste positie buiten de boot valt, en wiens uitzonderingspositie ervoor zorgt dat excessen zich kunnen voordoen.  Volgens Arendt leidde de onbeschermde status van de statenloze tot een situatie waarin mensen teruggebracht kunnen worden tot hun naakte menselijkheid: de ongewenste aanwezigheid van een lichaam binnen de landsgrenzen van een staat die gedwongen is slechts de rechten van burgers te bekrachtigen. In de rapporten van o.a. Amnesty International wordt duidelijk dat het Nederlandse vreemdelingenbeleid tot schendingen van de mensenrechten leidt. Dit feit staat op gespannen voet met het humane beeld dat Nederland graag van zichzelf presenteert. Dat mensenrechten in duistere derde-wereldlanden niet gerespecteerd worden is één ding, maar dat in onze eigen samenleving, in het Koninkrijk der Nederlanden, mensenrechten geschonden worden, is een gegeven dat dan ook voor politiek ongemak zorgt. In die zin zorgde de Schipholbrand voor een dubbel ongemak, niet alleen werd door de brand het probleem van illegale migranten en uitgeproceerden weer onherroepelijk op de kaart gezet, maar in de nasleep van de Schipholbrand werd pijnlijk zichtbaar hoezeer er met de regels in de detentiecomplexen gerommeld wordt.

    In de nasleep van de Schipholbrand heeft zowel de  Regering als het Openbaar Ministerie getracht om van de Schipholbrand een simpel juridisch en bestuurlijk geval/voorval te maken. Pas na het vernietigende rapport van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid traden twee verantwoordelijke ministers af. Donner stelde destijds in zijn verklaring dat het rapport teveel verantwoordelijkheid van de overheid eiste:

    ‘Die rapporten lijken bij de overheid een zodanige verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid voor het voorkomen van rampen en gevaren te vooronderstellen, dat de vraag aan de orde moet komen in hoeverre zo’n verantwoordelijkheid nog te dragen is. Als slechts het voorkomen van gevaren telt, dan dreigen rechtstaat en democratie in het gedrang te komen’.

    Donner stelt, alhoewel hij zijn ministeriële verantwoordelijkheid genomen heeft, dat de Schipholbrand een ongeval is dat nu eenmaal kan gebeuren ‘Na een ramp ziet men vaak dat tal van zaken beter kunnen, die men voordien met de kennis van wat toen redelijkerwijze te voorzien was, voldoende kon en mocht achten’. In andere woorden:  shit happens.  Als we elke keer als een gevaar zich toont de verantwoordelijke ministers de laan uit schoppen dan lopen de rechtstaat en de democratie gevaar. Daarom, zo stelt Donner voor, moet er een debat komen over de verantwoordelijkheid van de regering bij dergelijke situaties. Een debat dat er overigens nooit gekomen is.

    In Donners verklaring wordt een opmerkelijke splitsing aangebracht: de brand was een simpel bedrijfsongeval dat we vooraf niet aan hadden kunnen zien komen, en waar we nu door middel van brandveiligheidsmaatregelen wat aan kunnen doen. In Donners rede wordt met geen woord  gerept over het feit dat de belabberde brandveiligheid van de Schipholbrand wel eens verbonden zou kunnen zijn aan de behandeling van illegalen. In Donners rede wordt zorgvuldig een verband met het vreemdelingenbeleid vermeden. In Donner’s aftreden, symptomatisch voor de reactie van de regering op de Schipholbrand, wordt de brand afgedaan als slechts een ongeluk, niet veroorzaakt door falend beleid, maar door de sigaret van Ahmed Issa. In plaats van een analyse van de behandeling van illegalen spreekt men over ‘slechts gevaren’, die als men ze politiek serieus neemt een bedreiging voor het functioneren van de democratie vormen. In feite wordt in Donner’s rede getracht de Schipholbrand te zien als een ongeluk en niet als een gebeurtenis met politieke implicaties. Het eigenlijke gevaar van de Schipholbrand , waar Donner naar verwees, is dan ook dat we de brand en de excessen die zij toonde wel als politieke gebeurtenis zien. Als we de Schipholbrand niet als een losstaand incident zien, maar als een gebeurtenis die politieke misstanden aan het licht brengt, als een gebeurtenis die mogelijk werd doordat illegalen in toenemende wijze gemarginaliseerd en gecriminaliseerd worden, komen er hele andere betekenissen en implicaties van de Schipholbrand naar voren.

    In Arendt’s analyse wordt nu juist een verbinding aangebracht tussen de onmenselijke behandeling van ongewensten en de manier waarop staten verantwoordelijk zijn voor het bewaken van mensenrechten. Arendt’s werk over de status van mensenrechten behoudt echter het karakter van een diagnose. Zij biedt geen werkelijk handvat hoe men uit de problematiek van de illegaal kan geraken. In navolging van Arendt hebben verscheidene filosofen zich gebogen over de gevolgen van het bestaan van illegalen in een samenleving van burgers.

    §2 sans-papiers

    Zo stelt de franse filosoof Alain Badiou dat de erbarmelijke levensomstandigheden van tienduizenden sans-papiers in Frankrijk een beginpunt zouden moeten zijn om opnieuw na te denken over kwesties als burgerschap en mensenrechten. Voor Badiou, en de acties van de mede door hem opgerichtte Organisation Politique, is het van wezenlijk politiek belang om, in weerwil van het humanistische gezicht van westerse democratieën (ieder mens is gelijk voor de wet), de nadruk te leggen op diegenen die in de samenleving verblijven, maar wiens aanspraak op gelijke behandeling toch niet succesvol blijkt. Badiou legt zelfs de nadruk op de gedwongen onzichtbaarheid van de sans-papiers; alhoewel ze wel fysiek in de situatie aanwezig zijn, en dus aanspraak op gelijkheid zouden moeten kunnen maken, wordt hen door de constante dreiging van uitzetting de mogelijkheid van politieke representatie ontnomen. Badiou spreekt dan ook bewonderend over die zeldzame momenten waarop de sans-papiers, in weerwil van persoonlijk risico, zichtbaar en politiek stelling nemen. Zo ziet hij de bezetting van de kerk Saint Bernard in Parijs door illegale arbeiders in 1997 als een moedige daad die onzichtbaar leed aan het licht brengt: Na het publieke optreden van de sans-papiers kan men niet ontkennen dat er mensen onderdeel zijn van de samenleving die geen aanspraak kunnen maken op basale zogenaamd universele rechten.

    Voor Badiou is dit bij uitstek een daadwerkelijk politieke gebeurtenis. Een politiek moment ontstaat in het gedachtegoed van Badiou als datgene zichtbaar wordt wat daarvoor geen plaats had. Het alledaagse leven speelt zich af in de comfortabele illusie dat alles een plaats heeft, dat alles geteld kan worden. In het geval van illegaal in het land verblijvende migranten is de telling als volgt: De staat zorgt voor al haar burgers, en voor die buitenlandse burgers zonder verblijfsvergunning is een tijdelijke opvang noodzakelijk zodat ze orderlijk naar het land van herkomst getransporteerd kunnen worden. Het feit is echter dat er wel degelijk illegalen zeer lange tijd in detentiecentra blijven, er zijn wel degelijk meer dan 100.000 illegalen1 in Nederland. Voor het grote publiek blijft de illegaal, zowel op de straten van de Nederlandse steden als in de detentiecomplexen, grotendeels onzichtbaar. Het schenden van de mensenrechten van illegalen wordt vergemakkelijkt door het buiten de schijnwerpers houden van diegenen die niet door de natie-staat gezien willen worden. Het schijnbaar universele van de mensenrechten, dat slechts selectieve toepassing kent, functioneert zolang men niet al te zeer geconfronteerd wordt met de uitgeslotenen.

    De Schipholbrand, net zoals demonstraties van de illegalen in Frankrijk, kan gezien worden als het aan het licht komen van de onvermijdelijke conclusie dat illegaal simpelweg hier zijn. Zoals Arendt al diagnoseerde, zijn deze mensen overgeleverd aan de natie-staat die in wezen gericht is op het beschermen van de rechten van de mens-als-burger. Dit is echter gedoemd  te falen. De uitzondering is er, illegalen bestaan. Voor Badiou is het een politieke en ethische plicht om te handelen op het moment dat een dergelijke uitzondering zich presenteert. Vanuit deze filosofie gezien is de reactie van Donner een poging om te ontkennen dat er zich een uitzondering heeft voorgedaan. Voor Donner bestaan slechts gevaren en ministeriële verantwoordelijkheid achteraf als het misgaat.

    Als we de gedachte van Badiou volgen zouden we dan ook geen genoegen moeten nemen met een opstappende minister, een rechtszaak tegen Ahmed Issa en wat extra brandblussers in detentiecomplexen, maar dan zou de situatie die tot de Schipholbrand geleid heeft radicaal herzien moeten worden. Dat wil zeggen, als de huidige omgang met illegalen tot het onzichtbaar maken van mensen leidt, dan moet men bereid zijn de hele achterliggende structuur van het vreemdelingenbeleid door te lichten. In het geval van de sans-papiers komt Badiou tot de conclusie dat in de Franse maatschappij burgerschap boven menselijkheid gesteld wordt. Niet alleen is dit in strijd met de Franse grondwet, het druist ook nog eens in tegen het enige universele politieke standpunt: gelijkheid.  Onafhankelijk van juridische bezwaren stelt Badiou onomwonden dat de actie van de illegaal inhoudt dat we de verhouding tussen mens-zijn en burger-zijn opnieuw moeten bepalen. Of, anders gezegd, als huidige definities van burgerschap leiden tot onmenselijke behandeling van diegenen die hier buiten vallen, dan telt niet alleen het individuele geval, maar dan dient men actie te ondernemen om een menselijke behandeling voor eenieder in de situatie te kunnen garanderen. Dan zouden we burgerschap opnieuw moeten definiëren.

    Op basis van Badiou’s analyse van de demonstraties van de sans-papiers kunnen we zien wat een mogelijke duiding van de Schipholbrand zou kunnen zijn. In plaats van ‘slechts een gevaar’, een juridisch te duiden incident, wijst de brand en haar onnodig hoge aantal slachtoffers op de buitenrechtelijke behandeling van illegale migranten en uitgeprocedeerden in Nederland. Na de Schipholbrand kan men niet meer ontkennen dat het huidige vreemdelingenbeleid tot excessen leidt. De Schipholbrand is hier de zichtbare en onontkenbare naam voor. In dit opzicht is de Schipholbrand te lezen als een politieke gebeurtenis in de betekenis die Badiou eraan verleent. Als men de Schipholbrand als politieke gebeurtenis beschouwt dan kan men niet anders dan de behandeling van de illegaal als onmenselijk afwijzen. De Schipholbrand is een rampzalig gevolg van het onzichtbaar maken, van het uitzonderen, van het criminaliseren van mensen die zich simpelweg in Nederland bevinden. De betekenis van de Schipholbrand ligt in dit onherroepelijk en rampzalig zichtbaar worden van het menselijk bestaan en van de onmenselijke behandeling van de illegaal in Nederland.

    §3 De Bijlmerramp

    Het op rampzalige wijze zichtbaar worden van ‘illegalen’ is niet nieuw in Nederland. Toen in 1992 een vliegtuig zich in een flat in de Bijlmer boorde bleek het slachtofferaantal vanwege een onbekend aantal illegale bewoners moeilijk te achterhalen. De Bijlmerramp was voor veel mensen, en niet in de laatste plaats de politiek, een eye-opener: in het slachtofferschap bleek op welke wijze de illegaal de scheidslijn tussen burger en mens voor problemen stelde. Men kon immers moeilijk stellen dat een vast aantal burgers en een onbekend aantal mensen slachtoffer van de ramp was geworden. Ed van Thijn, toenmalig burgemeester van Amsterdam en staatssecretaris van Justitie Aad Kosto stelden een generaal pardon voor, om praktische redenen:

    ‘We riepen illegalen in de Bijlmer op zich te melden. Daar was natuurlijk grote huiver voor, ze verwachtten uitgezet te worden als ze zich bekend maakten. Het pardon bood daarom ook uitkomst’

    De vliegramp en de noodzaak om het aantal slachtoffers te tellen bracht de politiek in een ongemakkelijk parket. Doordat illegalen geen plaats hebben in de Nederlandse samenleving konden ze ook niet geteld worden. De Bijlmerramp toonde de aanwezigheid van diegenen zonder plek, en dit maakte een generaal pardon mogelijk en zelfs noodzakelijk. Om dezelfde redenen beargumenteerde Ed van Thijn na de Schipholbrand ook dat de slachtoffers een verblijfsvergunning dienen te krijgen:

    ‘Uit humanitair oogpunt valt alles te zeggen voor een nieuw generaal pardon. De Bijlmer is wat dat betreft een precedent. En vergeet niet dat je de medewerking van deze vreemdelingen nodig hebt in alle komende onderzoeken.’

    Bij de Bijlmerramp werd de illegaal zichtbaar als slachtoffer dat geteld moest worden, om verantwoordelijkheid voor deze telling te nemen moest de illegaal een plaats krijgen. Klaarblijkelijk telt voor van Thijn de illegaal als slachtoffer plotseling wel als mens, als getuige, als onderdeel van de samenleving. In Donner’s analyse, en de juridische procedure na de Schipholbrand, blijkt dat een dergelijke realisatie uitblijft. Het proces tegen Ahmed Issa stelt hem weliswaar juridisch verantwoordelijk, en vervolgbaar, maar tot op heden is geen enkel slachtoffer van de Schipholbrand officieel als getuige gehoord.

    §4 implicaties van de Schipholbrand en het engagement van de overlevenden

    In de nasleep van de Schipholbrand is door de verantwoordelijken niet gereflecteerd op het slachtofferschap van de vreemdelingen in Blok K, noch op de onmenselijke behandeling van illegalen die erdoor aan het licht gebracht wordt.  De Schipholbrand blijft daarom actueel. De behandeling van illegalen blijft de mensenrechten schenden, en de noden van de slachtoffers van de Schipholbrand wordt niet erkend. Ahmed Issa kan na zijn celstraf en vervolging weer terugkeren in de vreemdelingendetentie, om vervolgens uitgezet te worden. Kortom, alles blijft bij het oude. In plaats van een politieke bezinning over het schenden van de mensenrechten door het Nederlandse vreemdelingenbeleid hebben we een discussie over een weggeschoten shagje dat al dan niet met blauwe rizla gedraaid zou zijn.

    De filosofen Arendt en Badiou geven een theoretisch kader dat deze ontkenning kan duiden als direct gevolg van huidige praktijken van burgerschap en mensenrechten. Badiou hamert erop dat we ons niet moeten laten misleiden door de criminalisering van illegalen, wiens enige zonde is dat zij zich bevinden in Nederland, en dat we niet vrijblijvend kunnen toekijken als de rechteloze situatie van de illegaal aan het licht gebracht wordt.

    Hierdoor wordt duidelijk dat de betekenis van de Schipholbrand niet ligt in het vervolgen van een zondebok, (onafhankelijk van de uitspraak raakt deze rechtszaak op geen enkele wijze wat er daadwerkelijk van belang is in de Schipholbrand: de onnodige dood van 11 mensen als gevolg van een onmenselijke behandeling van illegale vreemdelingen), noch in niet ter zaken doende uitingen van piëteit middels ‘ministeriële verantwoordelijkheid’ (de wonderbaarlijke herrijzenis van Donner als Minister van Sociale Zaken nog geen jaar na zijn aftreden wijst op de beperktheid van deze verantwoordelijkheid).  Het activisme van de overlevenden toont de ware betekenis van de Schipholbrand. Bij de derde herdenking van de Schipholbrand gebruikten zij de volgende slogan:

    We are here

    To make a life again

    Together as one

    Deze slogan is, ondanks haar eenvoud, niet simpel. ‘Wij zijn hier’ impliceert dat de illegaal aanwezig is in Nederland, als mens. ‘Wij zijn hier’ betekent dat de gemarginaliseerde en monddode situatie van de vaak onzichtbare illegaal in Nederland een dagelijkse aanwezige realiteit is, dat de slachtoffers van de Schipholbrand geen slachtoffers van een simpel ongeluk waren, maar van een politieke gebeurtenis die op een onhoudbare situatie wijst. De overlevenden hebben net zo goed als de overlevenden van de Bijlmerramp, of van welke andere ramp dan ook, een trauma te verwerken, een leven op te bouwen. Voor Badiou betekende de actie van de sans-papiers in Frankrijk dat men de plicht had actie te ondernemen om deze uitgeslotenen een plaats te bieden, om van een selectieve toepassing van mensenrechten weer een daadwerkelijke eenheid te maken,  het ‘’together as one’ herinnert ons aan de plicht om een samenleving te zien als een verzameling mensen, legaal of illegaal, in plaats van een verzameling burgers en rechtelozen.

    De politieke gevolgtrekking van deze daad van de overlevenden laat zich raden: net zoals de Schipholbrand een direct gevolg is van overheidsbeleid om mensen op te sluiten in lichtontvlambare overheidsgebouwen en onder mensonterende omstandigheden, is de rechteloze situatie van de illegaal in Nederland een direct gevolg van de doorgedraaide verheffing van de rechten van de burger boven de  mensenrechten. De betekenis van de Schipholbrand eindigt niet met het strafrechtelijk proces tegen Ahmed Issa, maar deze begint bij het opnieuw uitvinden/creeëren van een vreemdelingenbeleid dat gelijkheid centraal stelt.

    Dit opnieuw definiëren en toepassen van de rechten van de mens begint met het luisteren naar de slachtoffers van de Schipholbrand en heeft als eerste praktische eis het onmiddelijk toekennen van burgerrechten aan alle slachtoffers van de Schipholbrand. Om te beginnen.

    Ernst van den Hemel