Amsterdam, 15 maart 2013
Schipholbrand na 7 jaar nog onverwerkt
een recontructie
Na meer dan 7 jaar is er twee weken geleden definitief een einde gekomen aan de juridische strijd rondom de Schipholbrand. Verdachte Ahmed Issa is uiteindelijk in een tweede hoger beroep bij gebrek aan bewijs vrijgesproken van brandstichting met elf doden tot gevolg. Het Openbaar Ministerie ziet geen heil om bij de Hoge Raad in cassatie te gaan. Nederland is echter nog lang niet klaar met de Schipholbrand. Ahmed al-J. die tijdens zijn voorarrest opmerkelijk hard is aangepakt lijkt nu al die tijd als zondebok te hebben gediend in een zaak met grote belangen. Vraag is nu wie er dan wel verantwoordelijk is voor de brand met elf doden tot gevolg en welk politiek proces vooraf ging aan de brand.
In de nacht van 26 op 27 oktober 2005 brak in de cel van Ahmed al-J. in het Uitzetcentrum Schiphol brand uit waarbij 11 doden en 40 gewonden vielen, allen vreemdelingen zonder papieren die wachtten op uitzetting. Ahmed al-J. was in slaap gevallen na een peuk van een in Rizla Blauw – ‘zelfdovend vloei’ – gerold shag weggeschoten te hebben. Zijn papieren lakens vatten vlam, hij werd wakker en probeerde de brand te doven. Bewakers haalden hem uiteindelijk net op tijd bewusteloos uit zijn cel. Op de Intensive Care werd Ahmed al-J. kunstmatig in coma gehouden vanwege de ernst van zijn brandwonden. Dit gebeurde onder constante bewaking van de Marechaussee. Na negen dagen kwam hij bij en een dag later werd hij aangehouden en ondervraagd. Hij zou de brand mogelijk met een aansteker opzettelijk hebben aangestoken teneinde zijn uitzetting te voorkomen. Een veroordeling hiervoor kon hem levenslang kosten.
Na drie weken in het ziekenhuis te hebben gelegen werd Ahmed al-J. overgeplaatst naar het Huis van Bewaring in Heerhugowaard die veelal levenslang gestraften, pedofielen en ontvoerders huisvest. Keuze van plaatsing was opgedragen door het ministerie van Justitie. Hij kreeg terstond een disciplinaire straf opgelegd van 14 dagen isolatie omdat hij ‘een suïcide- en/of zelfbeschadigingsgevaar op zou leveren’ wat normaal gesproken nooit zonder aanleiding gebeurt. Hij werd 16 keer door de Rijksrecherche verhoord. Twee weken later werd hij in een cel geplaatst met infrarood camerabewaking. Er volgde zeven maanden van opsluiting in afzondering waarbij hij ondanks permanent toezicht elke dag gefouilleerd en gevisiteerd werd. Ahmed el-J. klaagde dat zijn geestelijke vermogen totaal vernietigd werd. Het regime ‘van individuele gemeenschap’ werd nu gelegitimeerd uit bescherming tegen andere gevangenen die door het delict zouden zijn geschrokken. Dit regime werd direct opgelegd door de directie van de Dienst Justitiële Inrichtingen vanuit het ministerie van Justitie. Er was permanent overleg met het ministerie – wat anders alleen in grote zaken gebeurt -.
Na een jaar hief de rechtbank het voorarrest van Ahmed al-J. op maar hij werd meteen door minister Verdonk in vreemdelingenbewaring gesteld. Een maand later werd de vreemdelingenbewaring door de Raad van State in hoger beroep als oneigenlijke verlenging van de voorlopige hechtenis opgeheven. Hij moest zich wel beschikbaar houden voor de strafzaak tegen hem.
In september 2006 concludeerde de Onderzoeksraad voor Veiligheid dat er minder of geen doden waren gevallen als de overheid zich beter aan de regels voor brandveiligheid had gehouden. In deze vernietigende kritiek werd de Dienst Justitiële Instellingen van het Ministerie van Justitie als hoofdverantwoordelijke aangewezen. Voor publicatie trachtte minister van Justitie Donner de onderzoeksraad te overhalen de passage dat de brand door een weggeworpen sigaret was veroorzaakt te laten vallen. Dit laatste betekende namelijk dat Ahmed al-J. niet per se met opzet de brand zou hebben gesticht. Justitie hanteerde sinds het begin de theorie dat er twee brandhaarden in de cel van Ahmed Issa waren en wilde hem opzettelijke brandstichting in de schoenen schuiven. Minister De Geus van Sociale Zaken noemde de brand “een rotstreek”. “Een celbewoner is moedwillig bezig geweest brand te stichten, maar wij in Nederland spelen het klaar de halve wereld daaromheen van schuld te betichten”. De Onderzoeksraad leidde tot het voortijdig vertrek van Donner als minister van Justitie; hij nam ontslag.
Ondanks anderhalf jaar onderzoek dat geen opzettelijkheid kon aantonen klaagde het Openbaar Ministerie tijdens de strafzaak in 2007 Ahmed al-J. aan wegens opzettelijke brandstichting met de dood van 11 personen tot gevolg en eiste 5 jaar gevangenisstraf. Ahmed al-J. bleef echter bij zijn standpunt dat de brand in zijn cel per ongeluk was ontstaan. “Ik wil mijn onschuld bewijzen. Ik wil de rechter vertellen dat ik wakker werd door het vuur aan mijn voeten. Dat ik geprobeerd heb het vuur te doven en alarm heb geslagen.”
Advocaat Damman die een technische oorzaak – kortsluiting – nooit uitgesloten heeft sprakt van tunnelvisie. “Vanaf het begin hebben ze het onderzoek gericht op brandstichting. Het OM probeert mijn cliënt de schuld in de schoenen te schuiven, maar dat is niet gelukt (….). Ze willen perse iemand veroordeeld krijgen.” Opmerkelijk was tijdens deze zitting de verklaring van M. die vlak na de brand met Ahmed al-J. in de Scheveningse Penitentair Ziekenhuis had gelegen: “Op 20 april zijn bewakers bij mijn cel geweest (…). Zij hebben tegen mij gezegd dat ik moet zeggen dat Al J. de brand heeft gesticht. Hij zei: Je moet het zo vertellen, die Libiër wilde zelfmoord plegen en je moet zeggen dat hij het heeft gedaan (…). Al J. zei dat hij niet wist hoe het gekomen was. En dat hij wakker werd van geschreeuw en vuur zag in zijn cel.”
De rechtbank veroordeelde Al-J. tot 3 jaar gevangenisstraf. Hij had niet de vooropgezette bedoeling brand te stichten, maar had „welbewust het risico aanvaard” dat er brand zou uitbreken.
In het hoger beroep in 2009 veroordeelde het gerechtshof in Amsterdam Ahmed al-J. tot 18 maanden voor opzettelijk brandstichting, maar niet voor schuld aan de dood van zijn medegedetineerden. Hij werd snel daarna als “ongewenste vreemdeling” naar Libië uitgezet.
Een jaar later vernietigde de Hoge Raad echter deze uitspraak. Het gerechtshof had een door de verdediging voorgestelde deskundige niet mogen weigeren. De deskundige kon volgens de Hoge Raad belangrijk zijn voor het beantwoorden van de vraag of sprake was van opzettelijke brandstichting. Bovendien had het hof de kritiek van de verdediging over de handelswijze van de rechter-commissaris niet naast zich neer mogen leggen. Het hoger beroep moest overgedaan.
Het gerechtshof te Den Haag sprak op 1 maart j.l. Ahmed al-J. uiteindelijk vrij van brandstichting. Niet bewezen is dat het ontstaan van die brand met elf doden tot gevolg aan zijn schuld is te wijten. ‘De kans dat op boven beschreven manier brand ontstaat, ziet het hof als gering. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte levensmoe was en zijn eigen dood op de koop toe nam.’
Overheid ontloopt strafrechtelijke sancties
Ondanks de elf doden en de harde conclusies van de Onderzoeksraad ontliepen verantwoordelijke overheidsdiensten en -dienaren een vervolging door het Openbaar Ministerie. Hoewel er „heel veel zaken niet op orde” waren, zou er onvoldoende basis zijn om de Rijksgebouwendienst, de Dienst Justitiële Inrichtingen, de brandweer, de directeur en twee bewaarders van het cellencomplex te vervolgen. Dit werd beaamd door het gerechtshof Amsterdam. “Het hof acht het niet mogelijk DJI en haar directeur strafrechtelijk te vervolgen omdat DJI als onderdeel van de Staat der Nederlanden strafrechtelijke immuniteit geniet en dit ook geldt voor haar directeur.” Als uitgangspunt heeft te gelden dat de handelingen van de Staat geacht moeten worden te strekken tot de behartiging van het algemeen belang.
Tenslotte besloot de Hoge Raad in 2007 dat Donner en Verdonk niet vervolgd konden worden omdat ze ‘in dienst van de overheid’ handelden. Voor de handelingen van de Staat zijn ministers en staatssecretarissen in het algemeen verantwoording schuldig aan de Staten-Generaal.
Geen verantwoording door politiek
Verantwoordelijke minister Donner nam ontslag vlak vóór een inhoudelijk debat over het rapport van de Onderzoeksraad in de tweede kamer. Aftreden lijkt moedig, maar niet als het gepaard gaat met het ontlopen van verantwoording. Hij handelde niet uit verantwoordelijkheid voor de brand maar “uit piëteit met de slachtoffers”. Een paar maanden later verscheen hij als minister van sociale zaken in een nieuw kabinet. Mede door zijn aftreden vóór een debat is er feitelijk geen politieke verantwoording van de schipholbrand geweest. De vraag hoe zo’n proces in de toekomst voorkomen kan worden is onbeantwoord gebleven. Daar een minister voor zijn handelingen slechts aan de tweede kamer verantwoording schuldig is en niet strafrechtelijk aansprakelijk is, is het gebrek aan verantwoording in de tweede kamer een ernstig feit.
Eind november 2006 vond er wederom een kamerdebat over de schipholbrand. Vier topambtenaren werden uit hun functie gezet maar geen enkele partij heeft in dat debat teruggekeken naar eigen falen die geleid heeft tot de schipholbrand. Er is geen inhoudelijk debat gevoerd over de politieke besluitvorming die heeft geleid tot een tragedie en het voorkomen van dit soort processen in de toekomst. De tweede kamer was er nu klaar mee.
Het was echter de Tweede Kamer gesterkt door de media die de voorganger van Donner, minister Korthals, zwaar onder druk zette om over te gaan tot onorthodoxe maatregelen. Een noodwet uit 2002 maakte de bouw van detentiecentra – in eerste instantie voor bolletjesslikkers – mogelijk. Onder leiding van een tijdelijke Directie Bijzondere Voorzieningen werd snel en goedkoop gedetineerd dankzij de inzet van (goedkope) beveiligingsbedrijven, minimaal dagprogramma, geen educatie of arbeid, meerderen op cel, veel ‘achter de deur’. Donner opende begin 2003 het Justitieel Complex Schiphol Oost, voorbeeld van unitbouw – in plaats een gebouw van beton, staal en gewapend glas-, en hiermee de ingebruikname van de flexibele snel te bouwen containercel. Minister van Vreemdelingenzaken Rita Verdonk met wie Donner een overspannen beleid voerde om de samenleving van ongewenste vreemdelingen te ontdoen, had veel cellen nodig. En zo werden eind 2003 op Schiphol Oost twee extra vleugels aangebouwd die twee jaar later in brand gingen. Donner was tot zijn ontslag als minister van Justitie vier jaar lang verantwoordelijk voor deze detentiecomplexen.
Politiek is geen verantwoording afgelegd. Na diverse waarschuwingen dat de gevangenissen levensgevaarlijk gebouwd waren en na de 11 doden ten gevolgen zijn de bouwfouten hersteld en is de zaak afgedaan met een schadevergoeding aan de slachtoffers.
Geen lessen getrokken uit schipholbrand
Nederland is nog lang niet klaar met de Schipholbrand. Op Ahmed Issa is door de overheid zeer zwaar druk gelegd om een verklaring van schuld af te leggen. Juist omdat er geen verantwoording is afgelegd in de schipholzaak diende Ahmed Issa als zondebok.
Advocaat Damman sprak over iets wat verborgen moest blijven: “Tijdens de strafzaak moest ik bij de officier van justitie en de rechter-commissaris voor elk processtuk en elke onderzoekingshandeling vechten. (…) Mij bekroop het gevoel dat er op de achtergrond iets speelde wat niet zichtbaar werd voor mij als raadsman, iets wat verborgen moest blijven: de aansprakelijkheid van de overheid. De schuld moest volledig afgeschoven worden op mijn client. Alles wat daarvoor in de weg stond, moest tegengewerkt worden, dat gevoel kreeg ik.”
De overheid mag niet weglopen voor haar verantwoordelijkheid. Er zijn geen lessen getrokken uit de schipholbrand die – onverwerkt – vragen onbeantwoord laat. Onbeantwoord blijft waarom niemand verantwoording heeft genomen voor de brand en elf doden: geen inhoudelijk politiek debat door de overheid en geen strafrechtelijke sancties van overheidsdiensten of –dienaren. Waarom mag de eigenaar van het café Het Hemeltje naar aanleiding van de cafébrand in Volendam wel schuldig zijn aan brand, dood door schuld en het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel en de overheid cq eigenaar van het Uitzetcentrum Schiphol niet? “Als de overheid zich beter aan de regels had gehouden waren er minder of geen doden gevallen”.
De behandeling van Ahmed al-J. bevestigt de belangenverstrengeling in dit politiek proces waarbij het Ministerie van Justitie (Dienst Justitiële Inrichtingen en Openbaar Ministerie) zware druk heeft gezet op een onschuldige burger.
De elf doden van de Schipholbrand staan niet op zich. Er is de afgelopen jaren een klimaat gecreëerd waarbij de wetgeving wordt verscherpt en migranten worden gecriminaliseerd. De strafbaarheidsstelling van illegaal verblijf is hier voorbeeld van. Terwijl Nederland op dit terrein het meest repressief land in de Europese Unie is. Per 100.000 inwoners sluit Nederland veel meer mensen op in vreemdelingendetentie dan welk land dan ook. De schipholbrand heeft hier helaas geen verandering in gebracht.
All Included 2013
All Included en M2M (Migrant to Migrant) steunden Ahmed Issa en de overlevenden van de Schipholbrand in de campagne Free Ahmed Issa. Doel van deze campagne was de
schipholbrand weer terug te brengen tot waar die hoort te zijn: bij de verantwoordelijke overheid. De overheid moest haar eigen rol onderzoeken in de Schipholbrand en Ahmed Issa mocht niet fungeren als zondebok. De ramp is niet veroorzaakt door een sigarettenpeuk, maar door het criminaliseren van migranten door de politiek. Het is de politiek die begin 2002 migratie als een veiligheidsthema is gaan beschouwen en een enorme hausse aan brandonveilige vreemdelingengevangenissen heeft bewerkstelligd – snel en goedkoop -. Hierbij werden bewust allerlei veiligheidsvoorschriften aan de kant gezet. Ahmed Issa is de zondebok van het migratiebeleid geworden.
All Included en M2M zien de (aanvankelijke) schaamteloze veroordeling en behandeling van Ahmed Issa als een voortvloeisel van het afschrikkingsbeleid waar het migratiebeleid op is gebaseerd.
Pogramma van ‘Schiphol brand(t) door’: mediabus op de stoep van het Paleis van Justitie tijdens hoger beroep in Amsterdam, Beam the Palace (een licht- en beeldprojectie tijdens de procesweek op de gevel van het Paleis van Justitie), theatervoorstelling met drie monologen van Saleh Hassan Faris, Caspar Nieuwenhuis en Jetty Mathurin in De Brakke Grond en een winkelraam-kunstexpositie van Libia Casto & Ólafur Ólafsson en Ghalia Elsrakbi.